Ban als reorganisator van
het Haarlems begijnhof en
kanunnik van het Haarlems
kapittel
Dat binnen het gewest Holland niet alleen het Amsterdams
begijnhof de Reformatie overleefde maar ook dat van Haar
lem is niet zo algemeen bekend. Nochtans weten we van dit
hof uit publikaties '9) nogal wat af. Een begijnhof als het
Haarlemse was allereerst een speciaal type parochie, met als
bijzondere parochianen een groep ongehuwde vrouwen die
tot enkele tijdelijke geloften (van kuisheid en gehoorzaam
heid, maar niet van armoede) waren gehouden: begijnen. Zo
stond de leefvorm der begijnen dus tussen die van religieu
zen en leken in. Werd bij de Reformatie het kloostergoed
door de overheid zonder meer in beslag genomen, bij dat der
begijnen moest men terughoudender zijn, juist vanwege het
feit dat begijnen privébezit hadden, waartoe vaak ook rech
ten op een huis op het begijnhof behoorden. De huizen wer
den namelijk voor de duur van een of meer levens ter be
woning uitgegeven. Pas na overlijden van de laatste recht
hebbende begijn verviel zo'n huis voor 1581 aan het
begijnhof en daarna aan de stad, die dan zo'n huis pas kon
verkopen.
Het begijnhof daar was vóór 1261 ontstaan, lag in het noord
oostelijk deel van de stad en had poorten aan de Lange
Begijnensteeg, de Bakenessergracht en de Jansstraat. 20)
Volgens een telling van 1555 waren er op het hof toen 48
huizen, waaronder vijf conventen, een bakhuis, slachthuis
en een poorthuis. 2I) Toen het Haarlemse stadsbestuur in
1581 de officiële zeggenschap had verworven over de gees
telijke goederen in de stad, kregen aanvankelijk niet de hui
zen, maar wel de kerk op het begijnhof een andere bestem
ming. Zo werd in 1590 het koor ter beschikking gesteld aan
de Waalse gemeente.22) Het in 1595 binnen de vroedschap
geopperde plan om de begijnhofhuizen te verkopen en met
de opbrengst een oudemannenhuis te stichten werd niet uit
gevoerd, ook al klaagde de kerkeraad datzelfde jaar dat op
het begijnhof de uitoefening van de katholieke eredienst ge
woon doorging. Het stadsbestuur koos wat betreft de begij
nen zelf voor een humane regeling, waarbij ook zij zonder
rechten op een huis tot hun dood op het hof mochten blijven
wonen. Ook al omdat het pastoraat er ondergronds werd
voortgezet, liep het met het beoogde 'uitsterven' evenwel
anders dan het stadsbestuur zich had voorgesteld; via syste
matische verwerving van huizen aan de Lange Poort (aan de
noordzijde en ten noorden van het oude areaal) groeide tus
sen Jansstraat en Bakenessergracht een nieuw, wat kleiner
hof! In 1650 trachtten de bewoners er zelfs de poorten aan
de uiteinden weer 's avonds te gaan afsluiten, maar dit ver
bood het stadsbestuur prompt.
34