Nederlanden. Zo was het vanzelf ook Ban die door het kapit tel in 1635 naar Gent werd afgevaardigd om definitieve af spraken te gaan maken over het gelijktrekken van de liturgi sche viering van het feest van St. Bavo (1 oktober). Het kapittelverslag van 9 april 1636 bevat een resumé van de contacten met Gent vanaf 163126) De eerste poging, in 1631, verliep voor de Haarlemmers be paald teleurstellend; op een schriftelijke verzoek tot een gedachtenuitwisseling over officie en 'vita' van St. Bavo werd vanuit Gent niet gereageerd. Meer effect sorteerde het jaar daarop het persoonlijk bezoek te Gent van kapitteldeken Judocus Cats. Na het bereiken van een principe-akkoord - de Gentenaren wensten wat toevoegingen over hun stad en kapittel - gingen 1633, 1634, en een groot deel van 1635 voorbij. Op 21 september van dat jaar ging Ban zelf de aan gepaste tekst te Gent bij het kapittel presenteren. Daarna verliet hij Gent voor enkele dagen, en wijdde zich toen waarschijnlijk aan zijn tweede kapittelopdracht, het te Rijsel doen van naspeuringen, die vruchteloos zouden zijn, naar het in 1578 uit Haarlem meegenomen archief van de eerste bisschop van Haarlem, Nicolaas van Nieuwland. 27) Op 30 september was Ban weer terug in Gent, juist op tijd om het hoogfeest van St. Bavo met het Baafskapittel mee te vieren. Ban mocht daarbij in het koorgestoelte plaats nemen in de officiële koordracht, als was hij een Gentse confrater. Zo ge kleed was hij daarna bij de bisschop van Gent aan tafel te gast. De volgende dag vond de sinds lang verbeide gedach- tenwisseling tussen Haarlem en Gent plaats. Voor het ge zongen (door Ban zelf gecomponeerde?) officie van St. Bavo was er Gentse lof; men beloofde dat het contact met Haarlem vanaf nu serieuze aandacht zou krijgen. Thans krijgt men de indruk dat de liefde toch wel sterk van één kant kwam, mogelijk omdat de Gentse heren eigenlijk niet goed raad wisten met een kapittel zonder bissdhop. Daagt het in het oosten? In 1979 werd binnen de opstelling van het nieuwe Rijksmu seum Het Catharijneconvent tamelijk veel plaats ingeruimd voor dat curieuze kapittel van Haarlem, mede vanwege het overvloedig in de collectie aanwezige unieke beeldmateriaal daarover. Direct daarnaast kwam De Grebbers begijn te han gen bij wijze van blikvanger van de afdeling over begijnen in de Noordelijke Nederlanden na de Reformatie. Dat ge beurde óók om zo'n prachtig schilderij niet in depot te hoe ven bergen, maar zeker niet vanwege de helderheid van de iconografische boodschap; het bleef immers onduidelijk welke begijn hier nu eigenlijk was voorgesteld. Als onder- 36

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1995 | | pagina 36