ten (welke Pieter óók geregeld schilderde), maar ook voor zijn broers Aelbert (een middelmatig historieschilder) en edelsmid Maurits, die het traditionele beroep in de familie van moederskant (Lynhoven) had gekozen. Nog van tientallen andere zeventiende-eeuwse schilders in Haarlem staat vast dat zij zeker 'rooms' waren.53) Een spe ciale expositie over de 'katholieke' inbreng binnen de Haar lemse artistieke cultuur in de zeventiende eeuw zou aan lief hebbers van het werk van Frans Hals en Judith Leyster een verrassend 'ander' beeld laten zien. De Grebbers 'begijn' zou ondertussen op een dergelijke tentoonstelling zeker niet mogen ontbreken. Pieter de Grebber koos voor de uitbeelding van het drama tisch hoogtepunt van de legende, het moment dat het kruis beeld zojuist het woord heeft gericht tot Matteken. Als barokkunstenaar verbeeldde hij het moment van een heftige emotionele omslag (het klassieke begrip 'peripateia', 'staetveranderinghe' in zeventiende-eeuws Nederlands). 541 Voor een 'verachte nachtraaf' als Matteken was er immers plotsklaps erkenning en uitverkoring, nog wel door toedoen van Christus zelf. Als een zalige of heilige in spe, niet als een simpel, vroom begijntje, is zij hier voorgesteld. Haar habijt (zwarte sluier, witte hoofddoek en bef, zwart kleed) lijkt op dat van een deftige moniale, zoals dat waarin St. Begga zelf wordt afgebeeld. Het gezicht vertoont zulke indi viduele trekken dat de schilder lijkt te hebben gewerkt naar levend model, mogelijk zelfs een der (vanaf 1634 weer nieuw aangenomen) begijnen. De Grebber heeft in lijn van Van Rijckels tekst het mirakel gesitueerd in een kerk, ge tuige de met een dwaal gedekte altaartafel, met daarop een bescheiden tabernakel waarop een crucifix. Op de altaartafel ligt dan een gebedssnoer, dat zó afhangt dat de blik van de beschouwer vanzelf naar het opschrift PdG 1635 wordt ge leid. Vanwege de standaardhoogte van een altaartafel (ca. 100 cm) moet Matteken neergeknield zijn, maar zichtbaar is dat niet. De schilder zondigt zo tegen no. ix van zijn (overi gens eerst in 1649 uitgegeven) schildersregels, 55) waarin voorbeelden die voor half uyt de grondt steecken als on schoon worden afgeraden. Om het dramatisch karakter van de voorstelling te versterken heeft de schilder een licht-don- ker contrast tussen beide beeldhelften aangebracht. Pieter de Grebber komt binnen de uitgebreide Rembrandt-literatuur weliswaar nauwelijks ter sprake, 56) maar met name tussen 1630-1635 kunnen bij hem verschillende typen van ontle ning worden aangetroffen, waarbij het scala loopt van ver- 43

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1995 | | pagina 43