van een stadstraktement en konden om die reden niet om benoeming door burgemeesters heen. Stedelijke instellingen die bepaalde beslissingen niet moch ten nemen zonder vooraf de burgemeesters daarin te kennen, vormen een tweede categorie. Te denken valt aan de gere formeerde kerk die als publieke of staatskerk voortdurend rekenschap moest geven, liefdadigheidsinstellingen die bij voorbeeld grond wilden aan- of verkopen, of de Latijnse school die wijziging van het schoolreglement kon verlan gen. Arrestaties verricht door de schout, één van diens helpers of de kapitein der nachtwacht komen ook veelvuldig in de me morialen voor. De in hechtenis genomene, die doorgaans tot acht dagen op water en brood was veroordeeld, werd dik wijls eerder vrijgelaten door tussenkomst van een echtge note, meester, buren of vrunden: zij verklaarden dan dat de gedetineerde een trouw en naarstig werker was of uit een eerlijke familie stamde. De persoon in kwestie diende ver volgens de kosten van de detentie te voldoen en beterschap te beloven, waarbij hij soms nog voor God op de knieën moest. Een vierde categorie vormen de vredes: de burgemeesters traden op als vredestichters. In de Haarlemse memorialen komen we tal van zulke zaken tegen, ook nog na 1613 toen er een Kleine Bank van Justitie werd opgericht om zich on der meer met dergelijke gevallen bezig te houden. I2) Soms ging het om hele praktische zaken, maar in veruit de meeste gevallen betrof het aantasting van iemands goede naam in de openbare sfeer. De burgemeesters probeerden de beledigde partijen met elkaar te verzoenen. De ruziemakers herriepen vervolgens openlijk hun eerder geuite belediging, die hun doorgaans 'in haastigheid' of dronkenschap zou zijn ont schoten. I3) Na deze revocatie verklaarde men op formele wijze de ander voor, bijvoorbeeld, een 'man van eer' te hou den. Soms was het niet bij woorden gebleven, maar had men geweld gebruikt of iemand anderszins beledigd, zoals de vrouw die in 1621 spijt betuigde dat ze per brief een dode muis naar een kramer had gestuurd. I4) 'Eer' was een veel gebezigde term in de vroegmoderne sa menleving; wie zijn goede naam verloor raakte daarmee zijn kredietwaardigheid kwijt. Het behoeft dan ook geen ver wondering dat een zeventiende-eeuwer die zich in zijn eer voelde aangetast deze onmiddellijk trachtte te herstellen. Zo schreef de Haarlemse priester Vincent Palesteyn in 1694: de eer wort hoogh genomen, de mensch is van godt in eer gestelt, de sorgh voor de eer is naest aen de ziel, en daer en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1995 | | pagina 54