name de immigranten - niet op familienetwerken konden
terugvallen. Volgens Catharina Lis en Hugo Soly hebben de
versnelde verstedelijking en daarmee samenhangende mi
gratiebewegingen de stedelijke buurtgemeenschappen eer
der versterkt dan ondermijnd. Immigranten waren vooral op
goede, wederzijdse contacten met buren aangewezen. 27)
Nieuwkomers dienden zich snel van een goede reputatie te
verzekeren en die kon alleen verkregen worden als men zich
niet afzonderde maar zich juist openstelde voor zijn directe
omgeving. Men moest het vertrouwen van de buren winnen
en door hen betrouwbaar geacht worden, wilde men een
goede naam en daarmee kredietwaardigheid verwerven.28)
In de memorialen komen we talloze malen tegen dat buren
personen die slecht behandeld werden door hun echtgenoot,
steunden in een verzoek tot detentie of opname van die echt
genoot in het werk- of dolhuis. Zulke verzoeken betreffende
mensen die zich misdroegen, zullen niet gespeend zijn ge
weest van eigenbelang: lastige sociale elementen was een
buurt liever kwijt dan rijk en eerloos gedrag kon een omge
ving schaden. Daar tegenover stond echter het mededogen
dat buren betoonden met verweesde kinderen, armlastigen
of buren die het anderszins 'buiten hun schuld' moeilijk
hadden: zij traden dan op als belangenbehartigers van zulke
lieden, voor wie zij bij de burgemeesters meestal wat steun
wisten los te krijgen of permissie om zulke mensen in huis te
nemen.
Zulke verzoekschriften van buren kregen doorgaans gehoor
bij het stadsbestuur, maar de consequenties zijn nauwelijks
verreikend te noemen: het betrof steeds individuele gevallen
met weinig of geen gevolgen voor de stedelijke gemeen
schap als geheel. Anders lag dat op het terrein van de ruimte
lijke ordening, waarbij de grootste successen werden ge
boekt als men als gebuurte optrad.
In 1641 klaagden de buren van de Grote Houtstraat over een
paar smeden en wagenmakers die zich wilden vestigen tus
sen het Verwulft en de Cornelissteeg, een gebied dat ruim de
helft van de straat besloeg. Hierdoor zouden niet alleen de
huizen van de rekestranten in waarde verminderen, maar
zou ook de straat zeer vernauwd worden. Burgemeesters be
sloten daarop bij provisie (dus vooruitlopend op een alge
mene keur) dat er in genoemd gedeelte geen wagenmakers
of smeden meer bij mochten komen.29)
Een tijdje later deed zich een probleem voor: smid Jan
Evertsz. en zijn oudste zoon waren intussen overleden, maar
de jongere zoon Willem wilde nu hun plaats overnemen ter
wijl de bewoners meenden dat het besluit ook inhield dat een