gemerkt dat ze er dan voor moesten zorgen dat de goede ge
meente het vleesch tot een civile prijs magh hecomen.42) Een
van de hoofdargumenten die de vleeshouwers aanvoerden
voor het doen van genoemd verzoek was inkomstenderving
door de geringe consumptie van vlees. De door henzelf aan
gedragen en vervolgens overgenomen oplossing (de huur-
verlaging) was er een waar de consument niet onder te lijden
had, maar waar in het gunstigste geval zowel vleeshouwers
als klanten baat bij hadden.
De gilden genoten als voorrecht dat ze op een beschermde
afzetmarkt binnen een omschreven territorium konden ope
reren. Hun reglementen boden bescherming tegen produk-
ten van buiten, zoals we al bij koperslager Coelenbier met
zijn niet-Haarlemse schuimspaanstelen hebben gezien. Ook
een rekest van het kuipersgilde in 1677 om zeepzieders te
verplichten hun vaatwerk uitsluitend door Haarlemse kui
pers te laten maken, conform de keur, had succes: na de be
schouwingen van de zeepzieders hierover te hebben ge
hoord werd besloten dat een gulden boete zou worden
geheven op ieder vat dat elders gemaakt bleek te zijn of in
ongebrande en ongeijkte staat de kelder of het pakhuis had
verlaten. 43) Diezelfde maand brachten de kuipers twee
zeepzieders aan die toch weer elders vaatwerk hadden ge
kocht; de twee dienden per omgaande de boete te betalen en
als ze het met de resolutie niet eens waren, moesten ze maar
een rekest indienen, voegden de burgemeesters daaraan
toe.44)
Tot besluit Het rekest was dus bij uitstek het instrument om je zegje te
doen: gilden, gebuurten, ad hoc-gezelschappen, maar ook
individuele personen bewandelden die voor hen zo ver
trouwde weg. Op basis van gildelidmaatschap, buurtgenoot-
schap of gelijkgezindheid vormden Haarlemmers pressie
groepen; het collectieve karakter van die groepen verleende
burgers een mate van politieke macht die ze als individu niet
konden hebben. Er was in het zeventiende-eeuwse Haarlem
ook aandacht voor particuliere verzoeken, zoals we hebben
gezien, maar daar werden steeds de groepsbelangen van het
sociale netwerk door wie de persoon in kwestie zich bena
deeld voelde, tegenover geplaatst, om vervolgens (bij voor
keur) tot een vergelijk te komen.
Voor Jan Cornelisz. Coelenbier en zijn stadsgenoten die hier
de revue passeerden, gold niet alleen dat zij voor zichzelf
wisten op te komen, maar ook dat ze invloed op de regelge
ving uitoefenden en in die zin actief deelnamen aan het poli
tieke leven van Haarlem.
63