64
Noten i. Gemeentearchief Haarlem (aangezien alle hier aangehaalde
archieven hier berusten, zal dit niet telkens worden herhaald),
stadsarchief, rood 218 (memoriaal van burgemeesters, af te
korten als mvb), 8 maart 1640.
2. Stadsarchief, rood 219 (mvb), 26 en 29 november 1640.
3. Ibidem, 2 februari 1641.
4. Op dit in maart 1641 door de geburen van de Warmoesstraat,
Anegang en Schagchelstraat gepresenteerde rekest werd op 23
maart 1641 positief beschikt, stadsarchief rood 219 (mvb) 23
maart 1641.
5. Ibidem, 20 februari 1642. Het terrein bevond zich aan de
stadsvesten bij de Kruispoort.
6. Stadsarchief, rood 220 (mvb), 15 oktober 1642.
7. Op zon- en biddagen, dagen dat de vroedschap vergaderde en
gedurende de St. Janskermis hielden zij geen zitting. De notu
len uit de eerste twee decennia vermelden minder zittingen
dan die uit de tijd daarna; het ontbreken van notulen bewijst
echter niet dat er niet werd vergaderd.
8. Met uitzondering van de jaren 1620 en 1622 en een hiaat tus
sen januari 1617 en oktober 1618.
9. Bijvoorbeeld; een ruzie tussen het timmermans- en het
schrijnwerkersgilde vinden we niet onder de 't', 's' of 'g' (van
gilde of geschil), maar onder de 'p' van Pieter Dirksz.
10. Bij de gilden maakten de burgemeesters een keuze uit een
voordracht van deken en vinders, waarbij meestal de volgorde
van die voordracht werd aangehouden. De stadsbaantjes (zo
als brugophaler, pompmeester e.d.) vergaven de burgemees
ters bij toerbeurt. Niet lang na de benoeming volgde de eed of
plechtige belofte.
11. In dit voorbeeld betrof het een keuze uit de voordracht van res
pectievelijk kerkeraad en scholarchen.
12. Nog in 1643 klagen de burgemeesters dat de vredes hen teveel
tijd kosten, stadsarchief, rood 220 (mvb), i november 1643. In
tegenstelling tot G.F. van der Ree-Scholtens (eindred.),
Deugd boven geweld. Een geschiedenis van Haarlem, 1245-
1995 (Haarlem 1995) 151, waar gesteld wordt dat deze activi
teit door burgemeesters vanaf 1650 niet meer in de bronnen
voorkomt, kwam ik er in mijn steekproef nog drie tegen in de
periode 1676-1678, één in 1683 en één in 1698.
13. Steeds terugkerende scheldwoorden voor mannen zijn
'schelm', 'falsaris', '(eer)dief' en 'bankroetier', terwijl vrou
wen vooral voor 'hoer' werden uitgemaakt. Opvallend is, dat
eer en schande bij vrouwen vooral rond de seksuele betrouw
baarheid en bij mannen met name rond de professionele en fi
nanciële soliditeit waren geconcentreerd; zie hierover bijvoor
beeld Volkskundig Bulletin, 18 (1992) themanummer
'Schimpen en schelden'; L.C. van de Pol, 'Prostitutie en de
Amsterdamse burgerij; eerbegrippen in een vroegmoderne
stedelijke samenleving' in: P. te Boekhorst e.a. (red.), Cultuur
en maatschappij in Nederland 1500-1850 (Heerlen 1992)
179-218.