Natuurlijk waren er ook regels ter bescherming tegen con
currentie. In het lange bestaan van het Collegium Medico-
pharmaceuticum (1692-1806) zouden alle betrokkenen veel
tijd en energie moeten besteden aan het doen handhaven van
vier artikelen uit de ordonnantie die ik hier kort samenvat.
In artikel 30 werd bepaald dat medicamenten alleen ver
kocht mochten worden door een gevestigd apotheker en niet
door een medisch doctor of een andere niet-gekwalificeerde
persoon. In artikel 31 werd verboden zowel een apothekers
winkel te houden als de doctorsfunctie uit te oefenen. In arti-
;n kei 32 werd bepaald dat eenvoudige middelen, de zoge-
;n naamde simplicia, slechts boven een bepaald gewicht
;n mochten worden verkocht door niet-gekwalificeerden, zoals
n- drogisten. Artikel 33 tenslotte schreef voor dat slechts met
ig toestemming van burgemeesters iemand buiten het apothe-
fi- kersvak een geneesmiddel mocht verkopen,
p- Deze vier artikelen gaven het Collegium Medicum volmacht
an op te treden tegen allen die de bevoegdheid van de apothe-
or kers aantastten, maar deze bevoegdheid gold alleen voor de
stad Haarlem en haar rechtsgebied,
de Tien maanden later, op 12 september 1693, traden de chirur-
as gijns toe tot de nieuwe organisatie en daarmee kwam een
rs. einde aan het bestaan van het chirurgijnsgilde. In twaalf arti-
p- kelen werd de fusie geregeld en de laatste twee assessoren of
en vinders van het chirurgijnsgilde traden toe tot het Collegium
3ij Medicum, dat voortaan zeven leden telde. Het chirurgijns-
de gilde was al opgericht in 1537 en had anderhalve eeuw ge-
im diend ter vereniging en bescherming van de mannen en de
;e- enkele vrouw die de praktische kant van de geneeskunde
de beoefenden. Deze chirurgijns hadden als taak de zorg voor
ng de huid, in het bijzonder de behandeling van wonden, het
ie- verrichten van kleine, oppervlakkige operaties, het behande-
;r- len van botbreuken en het aderlaten door middel van het
ok maken van een kleine snede in één of enkele bloedvaten,
an Van 1537 tot 1615 waren in het chirurgijnsgilde ook de bar-
:o- biers opgenomen geweest. Zij verdienden de kost met het
en knippen van het hoofdhaar en met het baardscheren. Sinds
1615 werden zij niet meer in het gilde toegelaten en ze ble-
;er ven geduchte concurrenten van de chirurgijns. De meeste
de chirurgijnswinkels konden namelijk niet blijven bestaan als
st- ze hun inkomen niet konden aanvullen met het ontvangen
de van klanten voor knippen en scheren,
ïg. Het chirurgijnsexamen werd afgenomen door een stads
en doctor en enige leden van het gildebestuur. Het examen-
Ie- boek, bewaard in het Gemeentearchief, toont vele pagina's
met vragen op het gebied van anatomie, chirurgie en veel
69