heid hebben om onder zekere conditiën een weinig te mogen doen en meenen elk een te wijs te zijn. Aangezien alles plaatsvond te Heemstede en niet te Haarlem, was het Collegium Medicum machteloos. Buiten de jurisdictie van de Haarlemse magistraat kon niet ingegrepen worden. Het enige dat burgemeesters van Haarlem konden doen was het verzoek van Cornelis de Haas om als chirurgijn te Haarlem te mogen praktizeren, na het negatieve advies van het Collegium Medicum, afwijzen, wat zij dan ook deden. Het verdere verloop van de ziektegeschiedenis van de Heemsteedse bakkersknecht zou onbekend zijn gebleven als niet uit een onverwachte hoek een vervolg was verschenen, en wel van de hand van Wouter Schouten. Deze heeft kort voor zijn overlijden in 1704 de tekst van nog een tweede leerboek opgesteld. Dit verscheen pas in het jaar 1727 en was opgedragen aan Schoutens neef Frederik Ruysch. 81 Schouten behandelt hierin verschillende botafwijkingen en tevens beschrijft hij het verloop van een amputatie. Als illu stratie van het natuurlijk verloop van de afstoting van een voet geeft hij weer hoe het de Heemsteedse patient verder verging. Zijn ergernis over de slechte behandeling door De Haas spreekt duidelijk uit de tekst, maar ook valt op dat hij een amputatie niet zo licht opvat als het Collegium Medi cum had gedaan toen men burgemeesters adviseerde over De Haas. Hij beschrijft een amputatie als een pijnlijke in greep, er was nog geen sprake van verdoving en enkele hel pers moesten de patient stevig vasthouden om ervoor te zor gen dat de chirurgijn zijn werk kon doen. Ik zal tot besluit de tekst van Schouten in zijn geheel weergeven: Behalven de voorstel sommiger oude schrijvers, heeft de ondervinding ons onlangs in een jong manspersoon geleert, dat men in een volkomen Koutvuur tot hoog in 't been, de genezing van wat noch levendig en goed is, zonder de pynlyke afzetting in 'twerk te stellen, verkrygen kan, want in dezen heeft men al wat verrot en dood was, niettegenstaande de stank, door beweekende pappen en ettermakende zalven laten afrotten, zo dat eindelykt geheele gevaarte afgevallen zynde, zelfs de doode beenpypen tot aan t levendig gebeente [zijn] afgescheiden, zo dat de Genezing, hoewel met veel geknoei, en niet na de Konst behandelt, gevolgt is, en den lyder noch eindelyk met een bequaam houte been en voet, met kous en schoen overdekt en bekleed, vry wel voor den dag gekomen is, doch is dit geheele werkje, als gezegt is, op een onhebbelyke wyze uitgevoert en langduurig geweest. En zulx is in 't aanzien van vele nieuwsgierige, zelfs Amster-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1995 | | pagina 76