77
damse Konstoefenaars geschiet, door een stouten Lapzal
ven, waaghals en plompen weetniet in de zware Konst van de
Heelkonst, zynde een Backer van zyn ambacht, die veel meer
door geluk als wysheit dit hebbende uitgevoert, zyn
Backersnering de schop gegeven, aan t meesteren is geval
len, doch door zyn onkunde en verkeerden handel ontrent
syn elendige lyders is hem de Stad ontzeit, in den Hout, bui
ten de vrydom van Haarlem neergezet hebbende zich niet
geschaamt heeft, hem in de Couranten en anders, voor een
ervare en deftige meester bekent te maken.
Hoewel Schouten geen namen noemt, is het duidelijk dat
zijn beschrijving slaat op de Heemsteedse bakkersknecht,
die dus met een houten been eindigde, en de Haarlemse bak
ker en kwakzalver Cornelis de Haas, die zijn praktijk niet in
Haarlem mocht uitoefenen, maar de ongetwijfeld ook Haar
lemse klanten gewoon vanuit zijn huis in de onder Heem
stede vallende Hout behandelde.
Noten i. Marijke Barend-van Haeften, 'Wouter Schouten', in: Haar
lems Helicon (Hilversum 1993) 149.
2. W. Schouten, Het gewonde Hooft (Amsterdam 1694).
3. H. Spijkerman, 'Haarlemmerolie', Jaarboek Haerlem iggs
5i-
4. Tenzij anders vermeld komen de gegevens uit het notulenboek
van het Collegium Medicopharmaceuticum, Gemeentearchief
Haarlem, archief van het Collegium Medicum, inv. 5a.
5. Dissertatio epistolaris de nova artuum decurtandorum ratio-
ne (1696).
6. Frederik Ruysch was de schoonzoon van de schilder-bouw
meester Pieter Post, Wouter Schouten was de schoonzoon van
Pieters zuster Janneke.
7. G.A. Lindeboom, Herman Boerhaave, the Man and his Work
(Londen 1968) 123-126; A.M. Luyendijk-Elshout, 'An der
Klaue erkennt man den Löwen. Aus den Sammlungen von
Frederik Ruysch (1638-1731)', in: Andreas Grote, Macro-
cosmos in Microcosmo, Berliner Schriften zur Museumkunde,
10(1994)643-661.
8. W. Schouten, Verhandeling van de tegennatuurlijke gezwel
len (Rotterdam 1727).