buitenlanden en die stromen werden gereguleerd door de vvv - voorzitter
D.J.A. Geluk.
Maar hij was met al die activiteiten geen goedkope wethouder. Weini
gen, ook onder zijn collega's, waren bestand tegen zijn overtuigingskracht
en strategische behendigheid. Zijn opvolgers hebben dan ook heel wat van
zijn vondsten moeten schrappen toen hun begroting werd afgewogen tegen
die van de collega's. Zij vonden dan tot in zijn laatste levensjaren in hun
gepensioneerde voorganger een geharnast bestrijder. Ook op vergaderin
gen van zijn Partij van de Arbeid bleef het geluid van Daaf Geluk overdui
delijk hoorbaar als hij zijn banvloeken uitstortte over wat hij als afbraak -209-
van beleid beschouwde. Hij bleef strijdbaar tot het laatst, ook toen een oog
ziekte hem vrijwel blind maakte, en hij troost vond in klassieke muziek en
een trouwe maar slinkende kring bezoekers.
Je kon in Haarlem niet om hem heen. Ook niet op de ijsbaan of op het
water, want hij was een hartstochtelijk schaatser en zeiler. Dat waren wel
solo-sporten, team-werk lag hem niet zo. Ook buiten Haarlem was hij ac
tief. Geluk leidde heel lang de commissie Onderwijs van de Vereniging
Nederlandse Gemeenten en was verder onder meer lid van het Nos-be-
stuur, de Raad voor de Kunst en de Europese gemeenteconferentie. Inter
nationaal legde hij contacten van Haarlem met Salzburg: Mozart had toch
ook in Haarlem het orgel bespeeld. Gemeentelijke rekenmeesters fronsten
menigmaal de wenkbrauwen als er weer Haarlemse delegaties onder lei
ding van wethouder Geluk naar een buitenland op onderzoek togen maar
de loco-burgemeester wist steeds welsprekend het nut aan te tonen: je moet
als bestuurder ook over gemeente- en nationale grenzen heenkijken. Mis
schien deed hij het wel erg vaak, maar zijn opvolgers deden het steeds veel
te weinig, Haarlem werd in de na-Gelukse periode een te dor bestuurlijk
eiland.
David Geluk was een bestuurlijk improvisator, pragmaticus, een artis
tiek bestuurder. Hij geloofde niet in nota's en ellenlange studies, maar had
een zeldzame flair om essentie te puren uit een probleemstelling. In zijn
Partij van de Arbeid behoorde hij tot de links-liberale richting, geen vara-
mens, maar een vpRO-lid. In zijn eerste jaren had hij het klimaat mee: er
moest snel orde geschapen worden in de na-oorlogse chaos, de tijd voor
rijp beraad ontbrak. Aan het slot van zijn carrière was die soepelheid in het
gemeentebestuur verdwenen, maar bij hem was ook veel geestelijke lenig
heid geslonken. Het toenemend verzet tegen zijn beleid wekte dan toch
weer de oude strijdvaardigheid, die hem zo lang tot de sterkste bestuurder
van Haarlem had gemaakt. Dat lukte heel lang, tot 1974.
Geluk, daar kon je niet omheen. 'Haarlem was een wethouderstad', er
kende Wim Polak. Die kon het weten: hij is wethouder en burgemeester
van Amsterdam geweest en staatssecretaris van Binnenlandse Zaken.
KEES SIPKES