de regentenkamers van het Hofje van Oorschot en het Frans Loenenhofje.
Zo komt een completer beeld tot stand welke factoren er meespelen bij een
gekozen modestijl. Afhankelijk van de specifieke wensen van een stichter
of van de regenten zelf en gedwongen door kostenbeheersing zag men
meestal af van herhaalde aanpassingen, tenzij geldelijke of materiële giften
bijdroegen tot verandering van het originele interieur. Daarnaast blijkt re
presentatieve uitstraling minstens zo belangrijk te zijn als mode.
Door de beperkte informatie over voormalige woonhuizen kunnen we
de interieurmode het beste traceren aan de hand van de geheel of gedeelte-
26lijk bewaarde stijlkamers van de vroegere rijke burgerbevolking. Ook her
plaatste interieurstukken met datering kunnen daarbij behulpzaam zijn.
Globaal kan men vaststellen dat de regenten zo bewust mogelijk hun
werk- en ontvangstkamers in de periode van stichting overeenkomstig de
heersende mode hebben laten inrichten. Dezelfde modestijlen uit die tijd
vindt men incidenteel in Haarlemse woonhuizen terug.
Uit nader onderzoek blijkt verder dat men bij de diverse hofjes en instel
lingen èn bij rijke huiseigenaren over een netwerk van steeds weer dezelfde
Haarlemse ambachtslieden en kunstenaars beschikte. Een sprekend voor
beeld is de voorname burger Jan Woortman sr., die tientallen jaren een bij
zondere positie bekleedde als beeldsnijder. Daarnaast is het aandeel van
Amsterdamse kunstenaars en leveranciers niet te onderschatten.
Men kan stellen dat een doordachte modekeuze van de Haarlemse re
genten borg heeft gestaan voor de fraaie representatieve stijlinterieurs, waar
wij in onze tijd nu nog van genieten.
Noten
Schouw: een open stookplaats tegen de wand met een rechthoekig gemetselde
schachtvorm, die als rookvanger dient. De rookvanger wordt door 'schoor'
stenen en later door zuilen e.d. ondersteund. Vanaf eind zeventiende eeuw
omsluit de mantel de naar achter gelegen vuurplaats met zijkanten (wangen).
Op het samenstelsel van kap en mantel is langzaam de benaming 'schoor'-
steen overgegaan.
1. F. Allan, Geschiedenis en beschrijving van Haarlem, van de vroegste tijden tot
op onze dagen, 4 delen, Haarlem 1888.
2. J.R. ter Molen, 'De regentenvertrekken van het Teylershofje te Haarlem'
Antiek, 15 (1981) 3H-345-
3. Archiefdienst voor Kennemerland, (avk) Archief Vrouwe- en Antoniegasthuis,
inv.nr. 19, eigendomsbewijzen. A.D. Bloemsma, 'Vrouwe Anthonie Gasthuys',
Jaarboek Haerlem 1961,144-150; A.H.M. Timmerman, 'Een teken aan de wand,
Haarlemse schouwen en schoorstenen 1650—1800' (werkstuk kunstgeschiedenis
Leiden 1993 in bibliotheek avk), 13-16.
Haerlem Jaarboek 1996