In 'een deftig en welgeschikte
bouworde'
Viervants ontwerpen voor het Teylershofje in Haarlem
Inleiding
Het Teylershofje in Haarlem, dat tussen 1785 en 1787 naar ontwerp van de
Amsterdamse bouwmeester Leendert Viervant de Jonge (1752-1801) aan de
Koudenhorn tot stand kwam, vormt dankzij de monumentale ingangs-
portico, één van de baanbrekende gebouwen binnen de ontwikkeling van
het strenge neoclassicisme op het eind van de achttiende eeuw. Waar de
opzet van het hofje zelf, met 24 huisjes in drie vleugels rond een binnen
plaats, in weinig afweek van wat voor dergelijke complexen gangbaar was,
mocht het kloeke gebouw aan de straatzijde, dat rechts de portierswoning,
links de regentenvertrekken bevatte, voor een liefdadigheidsinstelling, zo
niet überhaupt, zeer opmerkelijk heten.
Kort na het Rechthuis van Westzaan, in i78i-'83 door Johan Samuel
Creutz opgetrokken, en vrijwel gelijktijdig met het St. Jacobsgasthuis in
Schiedam (1786—'89) van Giovanni Giudici2) en de voor de rijke bankier
Henry Hope in de Haarlemmerhout gebouwde Villa Welgelegen (1786-
'89) 3> verrezen, behoort het tot de eerste voorbeelden op Nederlandse bo
dem van het gebruik van een dergelijke portiek van vrijstaande zuilen voor
een profaan gebouw. Dit overigens eerst nadat feitelijk al Viervants oom
Jacob Otten Husly (1738-1796) met zijn winnende inzending voor de
Groningse Stadhuisprijsvraag van 1774, waarbij zo'n zuilenfront als uit
drukkelijke eis in het programma was opgenomen, in dit opzicht de spits
had afgebeten; alleen zou hier het begin van de uitvoering wegens geldge
brek en andere oorzaken nog twintig jaar op zich laten wachten. 4>
Gezien dit evidente architectuurhistorische belang, is het opmerkelijk,
dat tot dusverre nog zo weinig expliciet aandacht is besteed aan de ont
werpgeschiedenis en totstandkoming van het Teylershofje. De schaarste
aan relevant archiefmateriaal is hieraan zeker debet, maar kan het feit, dat
tot dusverre bijvoorbeeld nog nooit alle bewaarde voorontwerpen gerang
schikt en gepubliceerd zijn, niet geheel verontschuldigen. Bij gebrek aan
enige afzonderlijke studie over het complex moest men het tot voor twintig
jaar zelfs geheel zonder kennis van het bestaan van deze voorontwerpen
THOMAS H. VON DER DUNK