De drie eerste bladen, door Viervant gesigneerd en met het jaartal 1784
gedateerd, vormen duidelijk een serie; zij zijn namelijk in de hoek gemerkt
als respectievelijk 'no. 1', 'no. 2' en 'no. 4'. Een 'no. 3' ontbreekt, wat er op
zou kunnen wijzen dat het dit ontwerp was, dat vervolgens de goedkeuring
van Directeuren wegdroeg en de daaropvolgende maanden door Viervant
nader is uitgewerkt, waarbij het origineel van de uitverkoren tekening zelf
als werkmateriaal verloren is gegaan. Anderzijds heeft *no. 9 al zoveel weg
van het uiteindelijke ontwerp, dat ook dit blad zeer wel voor nadere uitwer
king aangewezen zou kunnen zijn. De balustrade, de in langwerpige nissen
boven hoge ramen geplaatste festoenen, het aantal vensters en het driehoe
kige fronton heeft *no. 9 met het huidige gebouw aan de Koudenhorn ge
meen. Alleen de onderlinge afstand tussen de zuilen heeft dan nog slechts
een wezenlijke verandering ondergaan, doordat de beide binnenste meer
naar buiten werden verschoven, waardoor de verhouding tussen de zuilen
intervallen - gelet op het Dorische fries van triglyphen en metopen boven
de poortopening - in plaats van 3:4:3 uiteindelijk 2:6:2 bedraagt. Ook heeft
het ingangsgebouw aan uniformiteit gewonnen doordat de door segment-
boogvormige frontons overdekte plaquettes met opschriften in het midden
van de beide vleugels van *no. 9 plaats hebben gemaakt voor dezelfde nis
sen met festoenen die de andere vensterassen reeds sierden. De 'opschik'
die van Directeuren blijkens de notulen van eind september vermeden
moest worden is hiermee tevens ook een weinig teruggebracht.
In de hoofdlijnen waren alle drie voorontwerpen overigens al identiek:
een langgestrekt rechthoekig bouwblok wordt bekroond door een balus
trade en een schilddak met hoekschoorstenen, en in het midden doorbro
ken door een zuilenportiek van telkens twee vrijstaande zuilen tussen twee
muurzuilen. Alleen in zaken als de wandgeleding van de muurvlakken ter
weerszijden van de eigenlijke portiek (aantal en formaat van de vensters,
hoekblokken of hoeklisenen etc.) en in de breedte van de intercolumnia en
de vorm van de opbouw (fronton of anderszins) boven de zuilenreeks be
staan sprekende verschillen, zowel onderling als met het uiteindelijk uitge
voerde ontwerp voor de straatgevel *no. 11. Dit moet na eind september
1784 tot stand zijn gekomen, en voor het eind van februari 1785, toen Vree-
denburg aan de vervaardiging van zijn houten model begon.
Wat de achterzijde van de portiek betreft, hoort *no. 16 - het uiteinde
lijke resultaat weergevend - duidelijk bij *no. 11. Waar men echter *no. 15,
met een ronde zonnewijzer in de attiek, moet plaatsen is onzeker; de hier
weergegeven opzet correspondeert met geen van de trits tekeningen voor
*4. Links: een gewassen en gekleurde pentekening, ongesigneerd en ongedateerd.
(Teylers Museum)
THOMAS H. VON DER DUNK