huidige smalle binnenhof rond 1730 met twee identieke, haaks daarop
staande lagere zijgebouwen werd uitgebreid. Daardoor ontstond een sym
metrische, paleisachtige opzet op u-vormig grondplan, met een corps de
logis en twee naar voren springende lagere zijvleugels, dat zich naar de
straat toe opende. De zo gecreëerde centrale as werd nog verder benadrukt,
doordat de middenpartij van het hoofdgebouw zich door het aanbrengen
van festoenen boven de ingang en door de toevoeging van een dakkapel
boven de kroonlijst duidelijk onderscheidde.
Waarlijk monumentale vormen bereikte de symmetrische opzet die
vanaf het begin van de achttiende eeuw gangbaar werd bij het Hofje van
Staats (i730-'33). 48) Het werd ontworpen door Abraham Cleyn - nadien
gewijzigd uitgevoerd door de Haarlemse stadsfabriek Hendrik de Werff 49>
die het complex zeer ruim opzette: er werd voorzien in 29 woningen, wat
aanmerkelijk meer was dan tot dusverre gebruikelijk, en tevens een aantal
dat sindsdien ook niet meer is gehaald. Het Hofje van Staats was daarmee
dan ook het volkrijkste van Haarlem.50) Drie lange lage vleugels van één
bouwlaag omgeven drie zijden van de rechthoekige binnenplaats, een
vierde, veel hogere, bestaande uit begane grond, eerste verdieping en zol
der, sluit deze naar de straatzijde toe af, waarbij net als bij het Teylershofje
alleen de ten gevolge van de schuine ligging van het perceel licht gerende
voorgevel de regelmatige opzet (voor de argeloze beschouwer onmerkbaar)
doorbreekt.
Een dergelijk nadrukkelijk beoogd contrast tussen de hoge hoofdvleugel
met de regentenvertrekken, en de drie overige met de huisjes van de be
jaarde bewoners, was binnen de Haarlemse hofjes nieuw. Nieuw was ook
de driedeling van deze ingangsvleugel in twee middelhoge zijgedeelten en
een dankzij hogere, en ook hoger geplaatste, vensters nog hoger oprijzende
middenpartij, elk onder eigen afgeknot schilddak, waarbij die van de
middenpartij door een kloek, maar elegant klokkentorentje werd be
kroond. Drie grote portalen aan de straatzijde zorgen voorts nog eens voor
een eigen centraal accent van midden- en zijgedeelten, waarbij de mid-
denas van het centrale blok nog eens extra de nadruk krijgt door het forsere
formaat ervan (inclusief bovenlicht), de stoep, het zwierige opzetstuk bo
ven het middenvenster van de eerste verdieping, de driepasachtige uit
buiging van de kroonlijst, en niet te vergeten het al genoemde torentje.
Nieuw was verder de accentuering van de middelste vensteras van de drie
lage vleugels rond de binnenplaats door de vervanging van de gebruikelijke
rechthoekige deur door een rondboogpoort, en de iets rijkere uitvoering
van de alhier aangebrachte dakkapel. Nieuw waren tenslotte ook de monu
mentale slanke schoorstenen die zich, met concave tentdakjes afgesloten,
op regelmatige afstand van elkaar op de zadeldaken van de woonvleugels
verhieven en zo het silhouet een gelijkmatig ritme verleenden.
Haerlem Jaarboek 1996