dieping telt. De extra muurhoogte wordt bovendien in mindering gebracht
op de hoogte van het dak, zodat de daknok ononderbroken over de
middenpartij doorloopt. Bezitten de bewuste zijvleugels met de woningen
echter geheel bakstenen buitenmuren, de naar voren springende midden
partij van de dwarsvleugel bezit natuurstenen hoeklisenen, en boven de
symmetrieas bovendien - als eerste Haarlems hofje een gebeeldhouwd
fronton.
Aan deze laatste hofjes gerelateerd, zet het Teylershofje in 1785 in tal van
opzichten de in het begin van de achttiende eeuw ingezette tendens tot
-46- meer monumentaliteit voort. Liefst 24 woningen zijn, over twee lange zij
vleugels en een korte achtervleugel verdeeld, rond de ruime rechthoekige
binnenplaats met centraal geplaatste pomp gegroepeerd; alleen het Hofje
van Staats telde er een halve eeuw eerder een paar meer. In de lichte accen
tuering van de middenas van alle drie de woonvleugels toont het Tey
lershofje eveneens een verrassende parallel; in de monumentale schoorste
nen behalve met het Hofje van Staats ook met dat van Noblet.
Waarlijk revolutionair was evenwel de wijze waarop de ingangsvleugel
was vormgegeven: door een zuilenportiek die met twee aanpalende korte
bouwblokken onder één doorlopend schilddak waren geplaatst, een opzet
die bij een hofje in heel Nederland nog niet eerder was vertoond. Had men
zich bij het Hofje van Oorschot nog tot een pediment alléén beperkt - wat
toen ook al een belangrijke vernieuwing betekende Viervant paste nu om
de belangrijkste vleugel van het complex de nodige staatsie te verlenen voor
het eerst een volwaardig tempelfront toe. Op eenmalige wijze had hij, daar
deze portiek van de straat af de blik op de binnenplaats vrijliet, de openheid
van het slechts door een hek afgegrendelde Hofje van Oorschot met de
monumentaliteit van de beeldbepalende ingangsvleugel van het Hofje van
Staats gecombineerd, en open hek en gesloten bouwblok middels klassieke
portico een unieke symbiose doen aangaan.
Slechts zijn stadsgenoten Husly met diens winnende prijsvraagontwerp
voor het Groningse Stadhuis, en Creutz met diens Rechthuis in Westzaan,
waren hem in de hantering van een kwartet vrijstaande kolossale zuilen
even voorgeweest. In de toepassing van dit typisch neoclassicistisch motief
daarbij bewees Viervant niet alleen zijn eigen moderniteit, maar ook dat
een hofje in waardigheid niet principieel voor een stadhuis hoefde onder te
doen, en zich inmiddels als bouwcategorie van zijn architectonisch arme
tierige wortels en zijn banale beginvormen had geëmancipeerd.
Haerlem Jaarboek 1996