Linksaf door de klapdeuren de gang in, altijd gehuld in schemerduister,
er was wel verlichting, maar die brandde alleen als het buiten donker
was, met aan het uiterste einde naast de poort een groot glas-en-
loodraam. Direct links was het heiligdom van de amanuensis, de heer
Van der Veer. Slechts voor enkelen was hier toegang. Gaf je blijk van
bovenmatige technische interesse en een zekere handvaardigheid, dan
was de heer Veer, die een vriendelijk en zachtaardig man was, bereid
je hier in de geheimen van de techniek in te wijden. En had hij veel
vertrouwen in je dan mocht je af en toe voor jezelf of de school-
-108- vereniging de daar opgestelde machines gebruiken. Ik herinner me de
draaibank waarover hij beschikte, waarschijnlijk even oud als de
school zelf. Aangedreven werd deze op de zelfde manier als een
ouderwetse trapnaaimachine; wat was dat moeilijk werken.
Volgende deur links in de gang, het natuurkundelokaal, bemand door
de heer Haak, later de heer Robertus.
Bij de natuurkundelessen hoorden uiteraard de nodige proeven. Deze
werden door de heer Veer opgesteld met behulp van de apparatuur uit
het "Natuurkundig Kabinet", dat gevestigd was achter het
natuurkundelokaal. Dit waren twee ruimtes die het heilige der heiligen
waren, hier mocht echt niemand in. Wat niet wil zeggen dat ik niet
precies wist wat er allemaal voor moois in de vitrines stond.
Voorbij het Kabinet de achtertrap, die eenrichtingverkeer kende. Ik
herinner me niet meer of dat van boven naar beneden ging of omge
keerd. Naast de achtertrap een smal gangetje met de "meidenplee",
voor ieder van de andere sekse absoluut verboden gebied. Onder de
achtertrap een donker hok dat altijd op slot was. Wat er huisde weet ik
niet, het is een van de weinige ruimten in het gebouw waar ik nooit in
geweest ben.
Tegenover de meidenplee het marmeren schakelbord dat het gebouw
van elektriciteit voorzag.
De rechterzijde van de gang werd gevormd door gewone leslokalen.
Nou ja, gewoon? Als je ze goed bekeek waren ze toch heel apart. Om
te beginnen een kale houten vloer, waarin door de vele generaties
leerlingen hele loopsporen waren uitgesleten, waar de veel hardere
kwasten als bulten uitstaken. Dan de schoolbanken. Donkerbruin hout
op een gietijzeren onderstel met prachtige krullen en een zeer inge
nieus mechanisme met tandwielen om zitting en werkblad in hoogte te
verstellen. Ze stonden allemaal in de hoogste stand en waren dan nog
steeds ongeschikt voor mensen met een postuur van meer dan i meter
70. Ze stonden op de vloer vastgeschroefd en soms liet er een "spon
taan" los, wat dan de nodige hilariteit veroorzaakte.
Haerlem Jaarboek 1997