naast het biologisch kabinet, dit laatste net zo boeiend en ontoeganke
lijk als beneden het natuurkundig kabinet. Bewaakt en gekoesterd
door de heer Meilink en later door een oude baas die door ons Opa
genoemd werd, zijn naam is mij ontschoten.
De rest van de gang boven standaardleslokalen, waarvan alleen het
laatste aan de rechterkant iets bijzonders had. Hier huisde immers
onze aardrijkskundeleraar, toewan Venema.
Rechts achterin het lokaal was een deurtje dat toegang gaf tot een lage
ruimte boven de poort. Volgens zeggen van de toewan huisden hierin
de geesten van Brahma of Shiwa, ik weet niet precies. Wel weet ik dat
hij soms ongezeggelijke leerlingen dreigde hen daarin op te zullen
sluiten. Natuurlijk ben ik er wel eens gaan kijken, er stonden
dansmaskers en wajangpoppen uit Indië.
Op de hoek, boven de lerarenkamer en de bibliotheek, twee teken
lokalen. Daarachter de toneelzolder, met daar tegenover de hhbsv-
kamer [de kamer van het bestuur van de leerlingenvereniging]. Ver
derop in de gang nog wat onduidelijke lokaliteiten, bewoond door de
Avond-HBS, die we niet voor vol aanzagen en waar we geen
bemoeienis mee hadden.'
Directeur, leraren, conciërge en amanuensis 4)
Directeur Brongersma leeft in de herinneringen van de leerlingen uit deze
jaren slechts voort via de Brongersma Bank op de binnenplaats van de
school, die hij de school bij zijn afscheid in 1910 had aangeboden. 5>
Aan directeur W.C.G.H. van Mourik Broekman (1910-1934) bewaart al
leen de oudere garde nog herinneringen. Zo herinnert Gerrit Raasveldt, die
in 1930 op school kwam, zich Van Mourik Broekman als een gentleman.
Uiteraard zijn de herinneringen aan W. van den Berg, ofwel 'de Baas',
veel levendiger. Gerrit Raasveldt is vrij kritisch, hij ziet hem als 'gewild jo
viaal'. Henk Mommers:
'Als je [de school] binnenkwam was daar bijna altijd, in de hoek voor
zijn kamer, directeur van den Berg, met een stompje sigaar tussen de
lippen geklemd. Nooit een hele sigaar. Zijn aanwezigheid was vol
doende om de binnenstromende luidruchtige horde te veranderen in
rustige jonge dames en heren.'
Op een dag werden Wim Whitlau en Wim Wery door de conciërge in de
kamer van de directeur ontboden. De eerste geeft de discussie die toen
volgde weer als dialoog, met zichzelf in de 'hij-vorm':
FLORENCE KOORN (RED.)