Stromboli, de tempelruïnes in Griekenland, de bruinvissen, de vlie
gende vissen, zwemmen op het dek in een met zeildoek geïmprovi
seerd zwembadje, de soms vlakke rimpelloze eindeloze oceaan, maar
ook zwaar weer met de boeg steeds weer in de golven duikend.
Gedurende een zware storm heb ik de king waves gezien, drie toren
hoge golven, een uitzonderlijk natuurverschijnsel, dat mij de ontzet
tende angst inboezemde dat het met ons gedaan zou zijn.(...)
Van de aankomst in Amsterdam is me niet zo veel bijgebleven. Alleen
maar dat op de kaden waar we afmeerden mensen bezig waren lading
-124- barangte versjouwen en dat deze mensen kleding aan hadden,
Nederlands spraken en niet bruin waren. Dat had ik in Indië nooit
gezien, havenwerk werd door koelies gedaan met naakt bovenlijf, blote
voeten en een tjawat (voorloper van de hedendaagse string) als enig
kledingstuk.
We gingen naar Haarlem en vonden een woning in de
Vredenhofstraat.
Indische jongens hebben een heel andere mentaliteit dan Hollandse
jongens. Dat heb ik ondervonden. In Indië is het eergevoel onder
jongens sterk ontwikkeld. Als je op school door iemand werd beledigd
- het scheldwoord keet (meisje) was al voldoende - dan daagde je
hem uit voor een gevecht. Bij zo'n gevecht werd niet geslagen, maar
geworsteld; als de ander onder lag had je gewonnen, dan gaf je elkaar
een hand en was de ruzie over. Die mentaliteit gebruikte ik ook hier
op school, met het gevolg dat ik op een gegeven moment door alle
klasgenootjes dood werd verklaard. Een ervaring die mij diep kwetste;
ik heb geleerd me aan te passen.
Als Indische jongen was je niet bang (tida takoet), ook niet voor
leraren, daardoor kreeg ik gauw de naam onhandelbaar en brutaal te
zijn. Dat heeft er toe bijgedragen dat ik de tweede klas moest double
ren'.
Daarom ging Ate Vunderink een tijdje naar een internaat in Zeist, maar na
hevige heimwee mocht hij weer terug naar de hbs: 'Ik werd een voorbeel
dige ie HBS-b'er.' Ates jongere broer Rob vond het in Nederland eerst leuk,
want zijn moeder was meegegaan om de overgang niet te groot te maken.
'Je had je vriendinnetjes, je danslessen op zaterdagavond bij Martin,
oftewel Martain, en je zwemmen in het Sportfondsenbad en Stoop. Ja,
dat was inderdaad een gezellige tijd. Maar toen onze moeder terugging
begon het gedonder. Zo verging het althans Ate en mij, Ardie (ook al
gestorven) had inmiddels eindexamen gedaan.
Haerlem Jaarboek 1997