Ardie voetbalde aanvankelijk op z'n blote voeten, zoals hij dat in Indië gewend was en met touwklimmen klemde hij het touw tussen z'n grote en tweede teen.' Op 13 januari 1938 gingen de moeder en het zusje van Ate en Rob na drieën half jaar weer terug naar Makassar. De broers zouden hen pas tien jaar later weer terug zien. Na het vertrek van hun moeder begon voor de broers Vun- derink wat voor zoveel Indische kinderen gewoon was. Ate Vunderink: 'Kinderen waarvan de ouders in Indië bleven, werden dikwijls bij familie of bevriende families ondergebracht. Dat gaf in vele gevallen problemen en die werden ons ook niet bespaard. Wij gingen bij een uit Indië bevriende "tante" in huis. De "tante" liet op een gegeven moment onverholen blijken dat zij mij ervan verdacht een riks weggenomen te hebben. Enige tijd later verdacht een bevriende "oom", waar ik juist veel ontzag en bewondering voor had, mij ervan een gouden speldje te hebben weggenomen. Ik moest zweren dat ik het niet gedaan had. Deze ervaring heeft mij een trauma van tientallen jaren bezorgd. De broers gingen naar een ander kosthuis. Via een klasgenoot, die ook uit Indië kwam, kwamen ze in diens kosthuis bij een tabaksplanter in ruste. Dit beviel aanvankelijk goed, maar de familie bleek aanhanger van de nsb te zijn. 'Oom' liet zich op een avond denigrerend over joden uit en pro beerde de Kristallnacht goed te praten. Daarom besloten de broers een an der kosthuis te zoeken. Rob ging naar het kosthuis van familie Koning, Ate besloot op kamers te gaan wonen, wat voor een vierde-klasser destijds (en ook nu) exceptioneel was. Hij herinnert zich van zijn onderkomen, bij een hospita in de Einden- houtstraat 53, dat voor hem daar een vorstenzoon uit Indië gewoond had. Maar vooral herinnert hij zich de eenzaamheid: 'Daar zat ik dan moederziel alleen op een ietwat kale kamer, om zes uur werden er aardappelen, vlees en groente door de hospita op m n kamer geserveerd; voor m'n ontbijt en lunch diende ik zelf te zorgen. Hier kreeg ik nog een levensles; het besef wat eenzaamheid is. Ik had dat knagende weeë gevoel in m'n lijf, hetzelfde gevoel dat ik had toen ik in het Zeister internaat heimwee kreeg en toen ik van het zonnige Makassar verhuisde naar het kille Hollandse klimaat, waar het altijd maar regende of ging regenen. Door die eenzaamheid heb ik mijn hbs- tijd intensiever beleefd dan normaal en daardoor zit ik booidevol her inneringen, die me nog scherp voor de geest staan. Om de eenzaam- FLORENCE KOORN (RED.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1997 | | pagina 125