Het xenion als vaardigheidsoefening
Natuurlijk heeft Van Wassenaer zich niet van vandaag op morgen als een
nieuwe Homerus aangegord om een Haarlemse Ilias te dichten. Het kan
nauwelijks aan twijfel onderhevig zijn dat zijn ambitieuze plannen om in
Homerische trant het vermaarde beleg van Haarlem te vereeuwigen en zich
daarmee in zijn nieuwe woonplaats als het ware een onsterfelijke naam te
verwerven de nodige voorbereidingstijd heeft gekost.
In dat licht bezien is het dan ook niet onwaarschijnlijk dat zijn xenion
van eind december 1604, dat net als zijn epos van het beleg in Griekse
hexameters is gedicht, als een eerste nuttige vingeroefening voor het grotere
werk mag worden beschouwd. Met deze dichtproeve heeft hij alvast zijn
visitekaartje bij zijn broodheren, door wie hem in zijn nieuwe woonplaats
gastvrijheid was verleend, willen afgeven. En dat hij daarin geslaagd is, mag
worden afgeleid uit de bovenvermelde 'verering' van 18 pond, waarmee hij
door de stadsbestuurders werd beloond. Uiteraard konden dezen op dat
moment nog niet bevroeden dat de nieuwjaarswens van hun schoolmeester
pas de voorbode was van een groot heldendicht in het Grieks over de he
roïsche strijd van Haarlem tegen de Spanjaarden.
Het Griekse xenion verloren, maar teruggevonden in het Latijn
In tegenstelling tot de gedrukte Harlemias,44) waarvan wel nog een aantal
exemplaren bewaard gebleven is,451 lijkt het Griekse xenion, dat de auteur
vrijwel zeker in handschrift aan het Haarlemse stadsbestuur heeft aangebo
den, niet door de tand des tijds gespaard te zijn. Het is mij in ieder geval niet
gelukt om enig exemplaar ervan, in originali of in afschrift, te traceren. 46>
Wil dit nu zeggen dat het voor altijd eerropen vraag zal blijven, wat Van
Wassenaer in zijn xenion 'tot loff ende bescryvinge' van de stad Haarlem
bezongen heeft? Gelukkig niet. Het toeval wil namelijk dat ik een tiental
jaren geleden, toen ik op de handschriftenafdeling van de Leidse Universi
teitsbibliotheek onderzoek deed naar bijdragen in alba amicorum, op een
in dicht gebrachte Latijnse 'vertaling' van dit Griekse carmen (gedicht)
stuitte, getiteld Xenium e graeco. En, wat het geheel nog interessanter
maakt, ook nog op de brief, waarmee deze dichtproeve verstuurd is. Beide,
brief èn Latijns gedicht, zijn van de hand van een man, wiens naam reeds
eerder gevallen is: Theodorus Schrevelius, de 32-jarige conrector van de
Grote Latijnse School van Haarlem. Zij zijn door hem aan het adres van
zijn goede vriend Petrus Scriverius47) in Leiden verzonden, samen met ook
nog eens het Griekse origineel van Van Wassenaers xenion. 48>
Haerlem Jaarboek 1997