Wassenaer heeft gestudeerd aan het Statencollege in Leiden en is rector
geweest van de (een?) school in Weesp, nadat hij op instigatie van
Schrevelius voor het beroep van schoolmeester had gekozen. Genoemde
Van Wassenaer is nu bijna twee jaren aan de Latijnse School van Haarlem
werkzaam, waar hij in zijn optreden nooit ofte nimmer van bijzondere
kwaliteiten blijk heeft gegeven. En deze onopvallende man heeft nu plotse
ling - o wonder - een Grieks gedicht geschreven, dat Schrevelius het
schaamrood naar de kaken heeft doen stijgen en dat nu door hem
(Schrevelius) aan zijn adressaat in originali en in een door hemzelf ge-
-16- maakte Latijnse vertaling wordt toegezonden. Graag verneemt hij van
Scriverius de mening van Heinsius over Van Wassenaers gedicht. Als een
soort postscriptum merkt de briefschrijver nog op dat hij zijn inderhaast
geschreven brief en het gedicht, dat hij met behulp van een medicinale
drank heeft gemaakt, graag in het vuur geworpen ziet worden.
Nadere bijzonderheden
Alvorens nu met Schrevelius' Latijnse versie van Van Wassenaers xenion
verder te gaan, is het niet ondienstig nog kort aandacht te schenken aan de
datering van de brief en enkele opmerkenswaardige details, waarmee de
Haarlemse conrector in dit begeleidende schrijven het signalement van zijn
collega inkleurt.
Allereerst dan de datering. Ofschoon Schrevelius zijn brief niet van een
datum heeft voorzien, leidt een combinatie van de tournure 'novantis anni
auspiciis' ('bij gelegenheid van nieuwjaar'), waarmee hij zijn brief opent, en
de eerder aangehaalde post in de Haarlemse thesauriersrekeningen betref
fende Van Wassenaers xenion tot de gevolgtrekking, dat hij dit schrijven
begin januari 1605 aan Scriverius verzonden moet hebben. Ook is duidelijk,
dat pal daarvóór zijn Latijnse metrische 'vertaling' tot stand is gekomen.
Informatief is datgene, wat Schrevelius in zijn brief zegt over de manier,
waarop Van Wassenaer in het onderwijs is beland, en ronduit boeiend is de
korte karakteristiek die hij daarin van zijn collega geeft.
Wat de intrede van Van Wassenaer in het onderwijs betreft laat
Schrevelius het voorkomen, alsof hij degene is geweest, op wiens instigatie
dit is gebeurd. Als dat inderdaad zo is, dan is dat waarschijnlijk geschied in
de tijd, dat zij beiden in Leiden theologie studeerden: Van Wassenaer als
alumnus van Amsterdam (de Latijnse School van Amsterdam doorlopen
hebbend) in het Statencollege en Schrevelius als alumnus van Haarlem ten
huize van Nicolaes Stochius, de rector der Latijnse School in de Sleutel
stad. Bekend is namelijk dat Schrevelius nog tijdens zijn studie van de god
geleerdheid eerst zijn hospes de nodige hulp bood bij het uitvoeren van
Haerlem Jaarboek 1997