De sporenkap bestaat uit twee gestapelde gebinten met 'krommer' juk
benen verbonden aan de jukdekbalk en een korbeel ingelaten in en met
pen/gat verbonden aan jukdekbalk en jukbeen (hier met een vrij lange pen
en zeven toognagels). Het bovenste gebint is van recenter datum. Een ma
kelaar zal de nok gesteund hebben. Over de moerbalken en de jukdek-
balken liggen kinderbinten waarop de houten vloeren zijn genageld. Zowel
het jukbeen als de korbeel zijn dendrochronologisch bemonsterd. De date
ring geeft een kapdatum van circa 1378/1379. Het is gevaarlijk op basis van
een bemonstering van een gering aantal onderdelen een bouwtijd vast te
stellen. Indien de bemonstering toch een aanduiding van de bouwtijd in
houdt, betekent dit dat het pand vrij vroeg in de eerste periode van econo
mische bloei van Haarlem - tussen 1350 en 1450 - moet zijn gebouwd.
Over de indeling van de ruim 4,5 meter hoge onderste bouwlaag is niet
veel bekend. Bij herstelwerkzaamheden in de vijftiger jaren zijn in de zui
delijke bouwmuur in de voorkamer één of mogelijk twee vensteropeningen
waargenomen. Op zich is dit niet opmerkelijk, aangezien het pand aan die
zijde tot 1762 los van belending heeft gestaan. Over de situering van de
stookplaats bestaan vermoedens, die echter gebaseerd zijn op zeer sum
miere bouwhistorische waarnemingen. De verstoring van het metselwerk
van de zuidmuur in beide bouwlagen geeft aanleiding te vermoeden dat de
stookplaats zich in het achterste balkvak heeft bevonden. Ook de situering
van de trap is niet met zekerheid vast te stellen. Een verstoring in de moer
en kinderbintbalklaag aan de noordzijde van het achterste balkvak vormt
een mogelijke aanwijzing voor de situering van de trap.
Na het beleg van de stad in 1573 en de stadsbrand van 1576 ontwikkelt
zich een tweede periode van economische voorspoed. Dit weerspiegelt zich
in de bouwgeschiedenis van Spaarne 108. Gelegen in 'het beste van 't
Spaarne' staat in 1628 in de verpondingsregisters IJsbrant Cornelisz. Vis-
coopers als eigenaar geregistreerd. Het huis staat als huurhuis opgetekend.
Het huurpand ter linker zijde is van oud-burgemeester Pieter Schout. De
twee percelen op de hoek met de Oude Gracht zijn in gebruik bij de brou
werij 'het Haarlemse Waepen'. Rechts van Spaarne 108 liggen drie woon
huizen. Op de hoek met de Gravinnesteeg ligt het woonhuis van Harmen
Jansz. van Gelder. De panden hier naast zijn van Cornelis Schout en Floris
Philips.
Blijkens de vermelding in de top is de gevel in 1637 vernieuwd. Op alle
bouwlagen wordt het dikteverschil tussen de oorspronkelijke en nieuwe
voorgevel overbrugd door toevoeging van extra moerbalken, verlengde
muur- en wormplaten en sporen. Gelijktijdig met de vernieuwing van de
voorgevel of relatief kort erna is het pand uitgebreid met een ruim an
derhalve meter lager achterhuis met een diepte van bijna 6 meter. Door de
Haerlem Jaarboek 1997