Frans Piët
17 februari 1905 - 5 januari 1997
Franciscus Antonius Hendricus Piët werd op 17 februari 1905 in Haarlem
geboren. Omdat hij over een zeker tekentalent bleek te beschikken kon hij
een cursus volgen aan de 'Press Art School' in Londen. Hij bekwaamde
zich verder in het vak onder leiding van zijn leermeester Herman Moerkerk
en aan de 'Vrije Academie' in het Parijse Montparnasse. Vanuit Parijs be
gon hij free-lance te werken voor uitgeverij 'De Spaarnestad'. Zijn werk
-218- verscheen in allerlei weekbladen en losse publicaties. Hij waagde zich voor
het eerst aan een stripverhaal met de lotgevallen van Wo-Wang en Simmie,
een Chinees en een negerjongen. De laatste stond model voor het donkere
vriendje van Sjors. De teksten van deze eerste strip werden geschreven
door Piëts vrouw, Maria A. van Loenen, waarmee hij in 1931 in Haarlem
was getrouwd. De verhalen verschenen tussen 1932 en 1939 in het 'Leidsch
Dagblad', het 'Haarlemsch Dagblad' en in het tijdschrift 'Zonneschijn'.
Toen hij eind jaren dertig, in opdracht van 'De Spaarnestad', een eigen
versie van de Amerikaanse held Perry Winkle begon te tekenen schreef hij
onbedoeld Nederlandse stripgeschiedenis. De avonturen van de brutale,
maar goudeerlijke vlegel verschenen in het blad 'De Humorist' en Sjors was
meteen een doorslaand succes. De naam van de held was geleend van een
vriend van de hoofdredacteur die niet kon vermoeden dat hij daarmee on
sterfelijk was geworden. Ruim dertig jaar lang, slechts gedeeltelijk onder
broken door de oorlogsjaren, zou Sjors, al snel vergezeld door zijn lotge
noot Sjimmie, diepe indruk maken op de jeugd van Nederland. Het duo
beleefde namelijk spannende en onvoorstelbare avonturen, durfde meer
dan wie ook, was ongehoorzaam op een leuke manier en alles liep altijd
goed af.
Eerst verscheen de strip als bijlage bij 'Panorama' en in Spaarnestad-
bladen met diverse titels. In 1954 leidde de nog steeds groeiende populari
teit tot de start van het stripblad 'Sjors van de rebellenclub'. De baby-boom-
generatie sloot het tweetal in het hart, samen met de stoere viking 'Eric de
Noorman', de voetballer 'Kick Wilstra' en de pijprokende schipper 'Kapi
tein Rob'. Sjors en Sjimmie bleven eerst nog thuis en vulden hun tijd met
wekelijks kattenkwaad, maar na enige tijd werden zij journalist, vlogen
naar de Pinto-planeet of verzeilden in de binnenlanden van Afrika. De
locatie was echter niet belangrijk, Sjors was een 'gezonde Hollandse jon
gen' en Sjimmie was ook uit het goede hout gesneden. Dat hij als 'negertje'
gebroken Nederlands sprak ('Sjimmie niet begrijpen') en in beide oren rin
gen droeg stoorde in die tijd nog niemand.
In de jaren zestig bleek dat de jongens in vliegende draf 'ouderwets' wa-
Haerlem Jaarboek 1997