Noten Dit artikel verschijnt in het najaar van 1998 onder de titel 'A Greek Xenion in Latin Dress. Nicolaus a Wassenaer and Theodorus Schrevelius' in een te Leuven verschenen Festschrift (in de serie Supplementa Humanistica Lovaniensiater ere van prof. dr. Jozef IJsewijn, getiteld Myricae. De hier gepubliceerde tekst is de geadapteerde, oorspronkelijke, Nederlandstalige versie. Voor de tekst van de in het artikel genoemde Latijnse brief van Schrevelius aan Scriverius en voor een uitvoerig commentaar op het Xenium verwijs ik naar het Leuvense Festschrift. 1. Haarlem, Archiefdienst voor Kennemerland avic], Stadsarchief Haarlem -25— sah], kast 19-185 (thesauriersrekening 1605), fol. 82'-". Pas later bleek mij dat deze post reeds vermeld wordt bij J.Z. Kannegieter, 'Dr. Nicolaes Jansz. van Wassenaer (1571/72-1629)', Maandblad Amstelodamum, 54 (1967) 150-51, aldaar 151, echter met weglating van het cruciale woord 'xenion', dat voor de auteur en zijn zegsvrouw onleesbaar bleek te zijn. 2. Zie ook de brief van 1 januari 1596, waarmee Cornelius Schonaeus, rector van de Grote Latijnse School te Haarlem (1574-1609), zijn Daniel. Comoedia sacra et nova aan Gherard Fransz. Kegheling, burgemeester van Gouda, opdroeg en waarvan een passage luidt: 'Dignaberis itaque nunc xenii aut strenae loco hilari fronte accipere hanc comoediam, tui nominis auspiciis in lucem editam' ('Jij moet daarom zo goed zijn om nu blijmoedig deze onder de auspiciën van jouw naam uitgegeven (bijbelse) komedie als een gast- of veeleer nieuwjaars geschenk in ontvangst te nemen') (zie Hans van de Venne, 'Cornelius Schonaeus 1541-1611. A Bibliography of His Printed Works 11', Humanistica Lovaniensia33 (1984) 206-314, aldaar 211-12, nr. 19, fol. A4' p. 7)). 3. Uit het gebruik van het woord 'gecomponeert' mag worden afgeleid, dat het xenion in versmaat was geschreven. Verderop zal blijken dat het gedicht uit hexameters bestond. 4. Bij wijze van voorbeeld verwijs ik hier naar de uit 18 Alceïsche strofen bestaan de Latijnse Ode, die de Haarlemse student Theodorus Schrevelius op 1 oktober 1594, tezamen met zijn 16 Theses theologicae de magistratu, welke hij op die dag te Leiden verdedigde, aan de burgemeesters van zijn geboortestad opdroeg (zie Theses theologicae de magistratu. Quas divina favente dementia, praeside doctissimo clarissimoque S. theologiae doctore D. Luca Trelcatio, asserere conabor Theodorus Screvelius Harlemensis. Ipsis Calendis Octobris. Hora et loco solitis. (drukkersmerk) (Lugduni Batavorum, Ex officina Thomae Basson, 1594) (exemplaar in Leiden, ub, asf 353:30), fol. a2" A3V]-A4V); naar het Trophaeum Pelusiacum, een dichtwerk van niet minder dan 332 Latijnse hexameters, dat diezelfde Schrevelius in 1598, als conrector ('proscolus') van de Latijnse School te Haarlem, aan de burgemeesters en vroedschap van de Spaarnestad opdroeg (zie Trophaeum Pelusiacum, in quo, ob res prospere feliciter gestas, Harlemo-Batavis (quorum ductu auspiciisque legio exercitusque Christianorum Pelusium subegit) bellicae virtutis insignia in sempiternam memoriam D.D. Fredericus T. Imper. Caesar Romanus. Anno M C. Lxxxviii. HANS VAN DE VENNE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1997 | | pagina 25