Wassenaer, Harlemias, fol. *3"; het is ook te vinden in Samuel Ampzing, Beschryvinge ende lof der stad Haerlem in Holland Mitsgaders Petri Scriverii laure-kranz voor Laurens Koster (Te Haerlem, By Adriaen Rooman, Ordinaris Stads-Boekdrucker, 1628; reprint Amsterdam 1974) 126). 54. Het gedicht van Scriverius is getiteld Ad Harlemum, patriam suam, Petrus Scriverius ex tempore, en is ondertekend met zijn symbolum of lijfspreuk: 'Scribendo et Legendo' (zie Van Wassenaer, Harlemias, fol. *4'-':":<iv; Ampzing, Beschryvinge ende lof, 127-29). 55. Dat Schrevelius de hand mee in het spel heeft gehad, kan ook worden afgeleid uit het feit dat in het voorwerk van Van Wassenaers Harlemias een Grieks epigram van twee disticha is opgenomen (fol. *3V) van de hand van Gulielmus 33— Coddaeus, een vriend en oud-collega van Schrevelius van de Latijnse School te Leiden. Overigens zijn zeer veel pennenvruchten van Coddaeus, sinds 1601 hoogleraar Hebreeuws te Leiden, in het Grieks geschreven. 56. Voor een korte karakteristiek van Van Wassenaers Harlemias, zie W.[E.J.] Kjuiper], 'Een Curiosum', Hermeneus, 3 (1931), 61-63, aldaar 62-63: 'Dan ontdekt hij [nl. een puzzelende Graecus] ondertusschen ook, dat van Wasse naer een kolossaal memorie moet hebben gehad en, hoe raar hij ook pleegt om te springen met zoo kostelijke zaken als prosodie en grammatica, heel wat heeft gelezen, van Homerus af tot zijn late epigonen en hij bewondert 's mans listigheid, die zich op Nonnus en Oppianus en consorten geworpen heeft om niet bij den eersten den besten Homerus-kenner in den kijker te loopen'. 57. Voor (gedeelten van) Griekse verzen die Van Wassenaer in zijn xenion ge bruikt heeft, zie de commentaar op het xenium in het Festschrift voor Jozef IJsewijn. 58. Eig. gastgeschenk (geschenk aan personen, bij wie men zich aangenaam wil maken). 59. Ik dank Jan Bloemendal voor enkele waardevolle suggesties. 60. Hesperische ('westelijke') golven: bedoeld is de Noordzee. 61. Mars: god van de oorlog. 62. Het Spaarne: voor deze kleine, maar voor Haarlem zeer belangrijke rivier ('fluvius'), die Haarlemmermeer en IJ verbindt, en de stad in een vrij sterk kronkelende bocht doorstroomt ('secat'), zie b.v. Ampzing, Beschryvinge ende lof, 60; Theod[orus] Schrevelius, Harlemias, ofte, om beter te seggen, De eerste stichtinghe der stadt Haerlem (t'Haerlem, Ghedruckt by Thomas Fonteyn, 1648) 37; F. Allan (onder medewerking van C. Ekama, A.J. Enschedé, H. Gerlings Cz., en C.J. Gonnet), Geschiedenis en beschrijving van Haarlem, van de vroegste tijden tot op onze dagen, 4 dln. (Haarlem 1874-1888; reprint Haarlem 1973), 1, 317-45- 63. Midden door de stad: cf. Schrevelius, Harlemias, 37: "t Sparen loopt midden door de stadt daer altijt en gedurige doortocht is van Schepen'. 64. Goudkleurig cassettenplafond: cf. het Itinerarium Germanicum, Gallicum et Sabaudicum, Belgicum et Anglicum van Ernst Brinck (ca. 1582-1649), van 1620 tot aan zijn overlijden schepen en/of burgemeester van Harderwijk, waarin hij HANS VAN DE VENNE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1997 | | pagina 33