Tijdgenoten over Haarlem
xxiii Drentse humoristen, circa 1843
Inleiding
Van 1842 tot 1847 verscheen in afleveringen het werk Drenthe in vlugtige en
losse omtrekken geschetst door drie podagristen. Alleen al de noemer waar
onder de auteurs zichzelf presenteren - podagristen zijn jichtlijders, een
niet altijd even vrolijk gestemde mensensoort - duidt erop dat we hier te
maken hebben met een werk uit de hoogtijdagen van de humor in de letter
kunde. Ten overvloede prijzen ze in het 'Voorberigt' hun boek aan als 'een
reis - en ook geen reis, - een historie - en ook geen historie, - een satyre
- en ook geen satyre'. The Pickwick papers (1837) van Charles Dickens was
de vader van het genre en bracht internationaal een leger aan navolgers op
de been; ook de Camera obscura (1839) van Hildebrand werd in Nederland
op zijn beurt een inspiratiebron voor velen.
De podagristen in kwestie waren drie inwoners van Coevorden: de uit
gever D.H. van der Scheer (1791-1859), de journalist H. Boom (1810-1885)
en de predikant en dichter A.L. Lesturgeon (1815-1878). Het succes van
hun werk over Drente bracht Boom en Lesturgeon ertoe op 28 februari 1843
- lang voordat het podagristenwerk geheel in druk was verschenen - een
nieuw project te entameren. Aan de Amsterdamse Dickens-uitgever
H. Frijlink stelden ze voor een gelijksoortig werk over de hoofdstad te
schrijven. Nadat ze eerst gewezen hebben op het succes van het boek over
Drente, schrijven ze:
'Ons plan is een dergelijk geschrift, hoofdzakelijk over Amsterdam uit
te geven. Op dezelfde wijze als in bovengenoemd werk met Drenthe
geschiedt, wilden wij de openbare inrichtingen, vermakelijkheden,
gewoonten, zeden, - in één woord 't volksleven in de hoofdstad des
Rijks, zoo als 't zich daar in deszelfs onderscheiden nuances voordoet,
schetsen, zonder ons eigen karakter, - eenvoudige Drenthenaren, - te
verloochenen, 't Zou derhalve zijn: Amsterdam bekeken met een
Drenthsch oog.'
NOP MAAS