J.A. Fontein, correspon
dent van de Nederland-
sche Bank 1903-1921.
(foto Kennemer Atlas)
landsche Bank mr. N.G. Pierson in 1903 vanuit zijn vakantieadres in Duits
land aan zijn opvolger Van den Berg schreef, er was meer aan de hand,
want in geval van te grote toeloop 'zou er alleen kasverlegenheid bestaan
en geen faillissement, maar surséance zijn aangevraagd'. 27> Later bleek dat
directeur De Lanoij, zonder medeweten van zijn commissarissen, aan zich
zelf een blanco crediet had verleend. 28> Overigens werd het faillissement
door De Lanoij zelf aangevraagd. Op 20 augustus benoemde de arrondisse
mentsrechtbank te Haarlem de Haarlemse advocaten mr. F. Willekes
MacDonald en mr. P. Tideman tot curatoren. 29>
Diezelfde dag nog besloot de Bankdirectie het beheer van het corres
pondentschap tijdelijk op te dragen aan mr. L. van Regteren Altena, chef
van het Bureau Bijbank en Agentschappen op de Hoofdbank en vanaf 1909
kassier-generaal, die zou worden bijgestaan door de reeds eerder tot admi
nistrateur aangestelde Van Tussenbroek. De Nederlandsche Bank hoefde
weinig moeite te doen om een opvolger voor De Lanoij te vinden. Op 26
augustus benoemde de Bankdirectie J.A. Fontein, lid van de firma Guépin
Van der Vlugt, tot haar nieuwe correspondent.
Het faillissement van de Noord- en Zuidhollandsche Bank had tot ge
volg dat op 26 augustus ook De Lanoij persoonlijk door de arrondisse
mentsrechtbank te Haarlem in staat van faillissement werd verklaard.
Even werd gevreesd dat ook de Hillegomsche Bankvereeniging en de
Haarlemsche Hypotheekbank zouden bezwijken. Accountantsonderzoek
M.M.G. FASE EN J. MOOIJ