derde klasse opgeheven. Daarna kwamen de correspondentschappen tweede klasse aan de beurt. Heel vaak was het uitreden van de correspon dent in combinatie met de geringe verwisselingsomzet van de desbetref fende vestiging de belangrijkste reden tot sluiting. Vanaf 1951 kende de Bank alleen nog maar correspondentschappen eerste klasse en correspon dentschappen in eigen beheer (dit was de benaming voor de vijf voormalige agentschappen die - meestal wegens bezuiniging - na de oorlog waren omgezet in een bijzonder correspondentschap). In 1959 ging de Bank over tot een actief sluitingsbeleid. Dit kwam onder andere ook naar voren in het -70- per 1 januari van dat jaar van kracht geworden nieuwe reglement voor cor respondenten, dat een leeftijdsgrens en bepaalde omzetnormen introdu ceerde en voorzag in uitbreiding van de werkzaamheden van een corres pondent, zoals het sorteren van binnengekomen bank- en muntbiljetten. Gaandeweg gingen steeds meer vestigingen dicht. Van de aan de correspondentschappen opgedragen taak was verwisseling inmiddels de belangrijkste geworden. In Haarlem was dit een omvangrijke en alsmaar groeiende bezigheid. Maar dit was niet overal het geval. De beveiliging werd voor de Bankdirectie in toenemende mate een bron van zorg, ook al vanwege de hoge kosten van het netwerk van correspondentschappen. Hierbij kwam dat door de groter geworden mobiliteit en uitbreiding van de transportmogelijkheden de noodzaak van een fijnmazig net van vestigin gen afnam. In 1966 werd er binnen de Bank in het kader van efficiency verbetering, kostenbesparing en concentratie der werkzaamheden gespro ken over sluiting van bijna alle nog resterende correspondentschappen. In de volgende jaren werden de werkzaamheden van de nog bestaande 27 correspondentschappen, waaronder ook dat van Haarlem, doorgelicht. In november 1968 bleek dat daar het aantal verwisselingen per maand ten op zichte van het voorgaande jaar sterk was teruggelopen. Deze daling werd voor een deel veroorzaakt door een terugloop van het aantal verwisselin gen door de Nutsspaarbank zelf. Bijna 70% van de verwisselaars in Haarlem bleken de algemene banken te zijn, daarbij onmiddellijk gevolgd door de Nutsspaarbank. Bedrijfsleven en publiek maakten bijna geen ge bruik meer van de verwisselingsfaciliteit. Discontering en belening waren al sinds de Tweede Wereldoorlog nauwelijks nog van betekenis voor de correspondentschappen en meeste agentschappen. Hier kwam nog bij dat door de sterke uitbreiding van het filialennet van het particuliere bankwe zen de behoefte aan correspondentschappen aanzienlijk was afgenomen. Ondanks het feit dat Haarlem wegens zijn verwisselingsomzet tot de grote correspondentschappen behoorde, besloot de Bankdirectie op 3 juli 1969 dit correspondentschap op te heffen en het aan het eind van de maand au gustus te sluiten. Overigens deelde Haarlem dit lot met de nog overgeble- Haerlem Jaarboek 1997

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1997 | | pagina 70