zen voor ongeveer 40 procent boeken in het Nederlands, Frans maakte een
kwart van de titels uit, gevolgd door Engels met bijna éénvijfde van de titels,
de rest was Duitstalig. Vrouwen lazen iets meer Frans dan mannen, maar
erg groot is het verschil niet. Opvallend is het nog geringe aandeel van het
Engels, in de negentiende eeuw nog veel minder de dominante vreemde
taal dan een eeuw later. De Nederlandse titels betreffen vrijwel allemaal
oorspronkelijk werk, men las nagenoeg géén vertalingen, of het moesten
enkele Russische, Zweedse, Finse of Hongaarse werken zijn, die in Duitse
vertaling werden gelezen.
Het Leesmuseum schafte merendeels romans aan, die dus gretig werden
geleend. Doorgaans waren het recent verschenen werken die circuleerden
onder de leden van het Leesmuseum, en niet herdrukken van de toenma
lige klassiekers. Een aantal titels die tot de hedendaagse klassieken beho
ren, waren nieuw in de jaren tachtig van de vorige eeuw: Gorters Mei, Eline
Vere van Couperus, Germinal van Zola, Tolstoj's Anna Karenina, The
adventures of Huckleberry Finn van Mark Twain ze prijken allemaal in
de leenregisters. Maar heel veel vaker komen romans voor van nu volko
men onbekende schrijvers en schrijfsters: Felix Dahn, Jan Holland, Virginie
Loveling, Melati van Java, en de razend populaire Engelse schrijfster
Ouida. De leden van het Leesmuseum en vele andere negentiende-eeuwers
smulden van lectuur, die vandaag de dag volstrekt onverteerbaar is gewor
den.
Betekent dat nu dat 'onze' lezers, onze mannen en vrouwen, zich in de
praktijk gedroegen als de romanjunks die figureerden in de sombere voor
spellingen van opvoedkundigen? Ja en nee. Hoewel ze gemiddeld vrij veel
lazen, en vooral voor ons onbekende titels, wil dit nog niet zeggen dat ze
'alles' lazen. Er bestonden talloze sensatieromans en griezelverhalen van
het laagste allooi en pornografische lectuur was beslist niet onbekend.
Deze genres behoorden echter niet tot de collectie van het Leesmuseum,
wat uiteraard niet wil zeggen dat onze lezers er nooit mee in aanraking
kwamen. Franse romans, waartegen de waarschuwingen zich in het bijzon
der richtten, had het Leesmuseum echter volop, zoals vrijwel alles van de in
sommige kringen verfoeide Emile Zola, daarnaast veel van Victor Hugo en
Hector Malot, naast titels van minder bekende auteurs als E. Bersier en
Gustave Droz.
Conclusie
De negentiende-eeuwse leesadviezen wemelen van opmerkingen dat met
name vrouwen en meisjes zo beïnvloedbaar zouden zijn, dat hun lectuur
zorgvuldig bewaakt moest worden door echtgenoten en vaders. De leen-
BOUDIEN DE VRIES EN FEMKE VAN DER MEULEN