worden er dan ook meer bouwactiviteiten ondernomen. Vanaf i januari 1887 staat de joden een eigen, nieuwe begraafplaats aan de Amsterdamse Straatweg (nu: Amsterdamsevaart) ter beschikking. En nog geen tien jaar na de inwijding van het gemeentegebouw wordt de uit 1841 daterende sjoel in de Lange Begijnestraat uitgebreid met twee nieuwe vleugels. Tegelijker tijd vindt er een modernisering en verfraaiing van het inwendige van dit bedehuis plaats (1896). 17) Bewonderd en benijd De oprichting van het gemeentegebouw was van een betekenis, die de we reld van de Haarlemse joden ontsteeg. Volgens de classicus dr. Mozes Wolff (1919), zelf jarenlang voorzitter van de kerkenraad, wezen de feest redenaars bij de opening 'met rechtmatigen trots op een gemeentegebouw waarvan de weerga nauwelijks in ons land gevonden wordt.'18) Van Woerkom bevestigt dit in een geschiedkundige studie (1983) door gewag te maken van berichten in de joodse pers, waaruit blijkt dat men om het ge bouw aan de Lange Wijngaardstraat bewonderd en benijd werd door an dere gemeenten in het land.19) Deze brede waardering wordt begrijpelijk wanneer men bedenkt dat het gemeentehuis uniek was in zijn soort. Het was het eerste aparte gemeente gebouw waarin een dergelijke samenbundeling van functies te vinden was en zou dat ook blijven. Gemeenschapsruimtes waren er wel in andere kil les, maar die waren doorgaans bouwkundig verbonden met een synagoge. Vlak voordat het gemeentegebouw in Haarlem tot stand kwam werd bij voorbeeld in Tilburg en Zutphen een nieuwe synagoge gebouwd. In de Brabantse stad ging het bedehuis vergezeld van een ritueel bad en een godsdienstschool met een woning voor de leraar in de panden ernaast (1873-1876). Zutphen - waar het aantal joden toen ongeveer gelijk was aan dat in Haarlem - kreeg naast de synagoge enkele gemeenschapsruimten, bestemd voor vergaderingen en godsdienstonderwijs. In de kelders was bovendien een ritueel bad aangelegd (1876-1879).20' De aanwezigheid van ruimtes voor diverse doeleinden bij de synagoge was in feite een lang bestaand gebruik. Als de omstandigheden dit toelieten bracht men de verschillende activiteiten van de joodse gemeenschap zoveel mogelijk samen en liefst rond het centrale punt van het religieuze leven, de sjoel. Tot in de jaren twintig van de twintigste eeuw zijn er zulke 'synagoge complexen' gebouwd, bijvoorbeeld in Utrecht (1926) en Enschede (1928). Waar in vroeger tijden een complex doorgaans het resultaat was van gelei delijke groei, kwam in beide laatste gevallen het gebouw in één keer tot stand.21' Zoals we hebben gezien bestond er in Haarlem, voordat het Haerlem Jaarboek 1998

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1998 | | pagina 122