m kandidaten de eis, 'dat zij, gekozen zijnde in de nieuwe Kamer het pleit zouden voeren voor het volk achter de kiezers en tegen het conservatisme van alle gading'. In een aantal kiesdistricten leidde dit tot strijd tussen twee kandidaten van de arp. De gekozen tegenstanders van Kuyper vormden na de verkiezingen van 1894 een eigen Kamerclub. Voorlopig duidden zij zichzelf aan als Vrije- Antirevolutionairen. Deze club zocht een paar jaar later toenadering tot de in december 1896 gevormde Christelijk-Historischen Kiezersbond, die zich nadrukkelijk uitsprak tegen de doleantie van Kuyper cs. Zij oriënteerden zich op de Nederlands Hervormde Kerk. Voor hen is Nederland een 'pro- -55- testantse natie'. Zij waren zeer bepaald antirooms. In 1909 vormden de conservatief-protestantse groepen de Christelijk Historische Unie (chu). Het woord 'partij' vermeed men liever. De organisatie was veel minder cen tralistisch dan de arp. Voor de opstelling in de verkiezingsstrijd had dat consequenties. Niet zozeer het partijprogramma, maar de kandidaat van de kiesvereniging stond centraal. Duidelijk wordt hier hoe conservatisme in sociaal-politieke vraagstuk ken samengaat met een afkeer van moderne partijorganisatie. 3. Liberalen Links en rechts in de politiek werd aan het begin van de eeuw bepaald door de 'antithese' tussen confessionelen en liberalen. De liberalen of vrijzinnigen ter linkerzijde van het politieke spectrum vielen uiteen in drie schakeringen: Oud-liberalen, Unie-liberalen en Radicalen. Zij vormden drie liberale Kamerclubs. De kamerleden van deze stromingen hadden nauwe banden met plaatselijke kiesverenigingen. Tot 1901 was er slechts sprake van één landelijke organisatie, de Liberale Unie. Met het oog op de verkiezingsstrijd van 1897 had de Unie een hervormingsprogramma vastge steld, 'geschikt om te strekken tot verenigingspunt voor alle vooruitstre vende vrijzinnigen'. Maar van vereniging was voorlopig geen sprake. De kieswet-Van Houten was in de liberale gelederen een belangrijke splijt zwam. Op de linkervleugel bewogen zich de radicalen. Zij waren voorstanders van kiesrecht voor alle meerderjarige Nederlanders, zowel mannen als vrouwen. Tevens wilden zij de verkiezingsstrijd toespitsen op sociale the ma's. Zij wensten 'zonder te streven naar den gemeenschappelijken eigen dom der produktiemiddelen, de uit den persoonlijken eigendom voort vloeiende bevoegdheden binnen engere grenzen (te) beperken en ene meer gelijkmatige verdeling van het maatschappelijk inkomen in de hand (te) werken'. In 1901 verenigden de radicale liberalen zich in een eigen partijor ganisatie, de Vrijzinnig Democratische Bond. LUUK BRUG

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1998 | | pagina 153