paste het monument niet tussen twee drukke verkeerswegen. Anderzijds
waren nog maar weinig dergelijke oude tolgaarderswoningen in de omge
ving bewaard gebleven. Bovendien was er het historische aspect dat de
Haringbuis van oudsher de toegang tot Aerdenhout markeerde, op de
plaats waar in de 18e en 19e eeuw het klaphek voor het innen van de tol had
gestaan. En dat in combinatie met het geringe aantal monumenten in
Aerdenhout maakte sloop voor velen onacceptabel. 23>
Vele raadsleden gaven te kennen dat zij hun standpunt om de Haring
buis te slopen pas wilden herzien wanneer een nieuwe bestemming bekend
zou zijn. De burgemeester zag de toekomst van de Haringbuis dan ook vol
zorg tegemoet en meende dat de hele kwestie een soort lijdensweg was ge
worden. Bovendien moest de gemeente Bloemendaal eerst de Haringbuis
van de familie Van Randwijck aankopen, voordat tot sloop zou kunnen
worden overgegaan. Het huisje werd reeds vijftig jaar door dezelfde huur
der bewoond.
Toen in het voorjaar van 1959 de nieuw gekozen raad een positief oor
deel velde over nieuwe plannen voor verkeersverbetering aan de Vier
sprong, met als uitgangspunt het behoud van de Haringbuis, leek het tij
gekeerd. Na een twee uur durende discussie trok de gemeenteraad op 16
april 1959 het voorstel tot sloop in en verleende een krediet voor de aanleg
van een tweede weg naar Zandvoort achter de Haringbuis om. 24> Er waren
twee verkeersvarianten. In de ene zouden de auto's over de nieuwe weg ten
noorden van de Haringbuis rijden en kwam de bestaande weg tussen
Haringbuis en villa Bos- en Landzigt te vervallen. In de andere zou de weg
voor het huis worden gesplitst, zodat de Haringbuis tussen de rijbanen
kwam te liggen. Zo zou tussen de wegarmen van de Zandvoorterweg als
het ware een eiland met daarop een monument ontstaan. Voor deze laatste
variant werd uiteindelijk gekozen, maar daarmee waren de problemen
rond het huis niet voorbij. Burgemeester Peereboom Voller bleef aan het
standpunt van sloop vasthouden. Daarnaast had hij ernstige bezwaren van
historische aard tegen gedeeltelijke sloop en herbouw aan de westzijde van
het huis.
Restauratie
Voor een grondige restauratie waren de nodige financiële middelen in dit
stadium nog niet aanwezig. De gemeenteraad moest beslissen over de vraag
of het huis zuiver als monument moest worden gerestaureerd of dat een
woonbestemming voorop moest staan. In haar vergadering van 16 april
1959 stelde de raad een krediet van 3000,- beschikbaar voor het opknap
pen van het bouwvallig geworden pandje. De restauratie mocht niet te veel
HENRI SPIJKERMAN