gaan, maar de vier grote wandschilderingen en het bovendeurstuk die hij in 1789 voor een woonhuis aan de Nieuwe Gracht heeft gemaakt, zijn be waard gebleven. Zij hangen tegenwoordig in een wethouderskamer van het Stadhuis van Haarlem en in het Frans Halsmuseum. Het zijn gefanta seerde, idyllische landschappen, die toen in de mode waren als zaal versiering. Overbeek heeft dit type landschap ook op klein formaat uitge voerd in zijn achterglasschilderijen.3:1 Het zijn decoratieve voorstellingen die met goud- en zilverkleur in het glas zijn geëtst. Overbeek zou deze tech niek, verre églomisé genaamd, zelf hebben uitgevonden. Daarnaast maakte de kunstenaar tekeningen en prenten. Belangrijk -55- voor zijn vorming als tekenaar was zijn lidmaatschap van de Haarlemse Teekenacademie, waar hij in 1773 een prijs behaalde in de eerste klasse. In hetzelfde jaar trad hij toe tot het St. Lucasgilde en vestigde zich als zelfstan dig meester. Van 1775 tot 1795 was hij één van de directeuren van de Teekenacademie, en daarna van de opvolger van deze instelling, het Teekencollegie. Overbeek heeft veel getekend, onder andere een zelfportret in rood krijt dat in het Rijksprentenkabinet wordt bewaard. 4> Zijn gete kende oeuvre bestaat voor een groot deel uit landschappen. Het zijn uitge werkte tekeningen, die voor de verkoop waren bestemd. In de verzameling van Teylers Museum bevinden zich twee tekeningen met op de achterkant een notitie van Wybrand Hendriks, de toenmalige kastelein van het mu seum. Hij heeft de bladen op 1 juli 1790 van de kunstenaar gekocht, moge lijk op bestelling. 5> Overbeek begon pas laat in zijn carrière met etsen, namelijk in het begin van de jaren negentig. Hij signeerde zijn prenten met de toevoeging 'delin.(eavit) et sculp(sit)' of 'fecit', om aan te geven dat deze naar zijn eigen tekeningen waren vervaardigd. Er zijn ongeveer 20 etsen van hem bekend, hoofdzakelijk landschappen (zie de aan het eind van dit artikel opgenomen Lijst van Prenten). De meeste landschappen zijn topografisch niet te dui den, dat wil zeggen dat er geen bestaande plek is afgebeeld. De kunstenaar gebruikt landschappelijke motieven die natuurlijk lijken, maar in werke lijkheid zorgvuldig zijn gearrangeerd. Een belangrijk kenmerk van de com positie is de 'aangename afwisseling', een term die in de toenmalige kunst kritiek veel werd gebruikt. De bomen en huizen zijn zo geplaatst dat het oog stapsgewijs de diepte in wordt geleid. Opvallend zijn de grillig ge vormde boomstammen met immense, bladerrijke kruinen, die vooral een decoratieve functie hebben. Het natuurschoon in de omgeving van Haarlem was van oudsher een bron van inspiratie voor kunstenaars, maar is hier in een geïdealiseerde vorm weergegeven. Dergelijke landschappen worden wel eens Haarlems genoemd, vanwege de Haarlemse landschapstraditie, maar kunnen met THERA FOLMER-VON OVEN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1998 | | pagina 55