rijk aantreft; als de natuur in plaats van die eeuwige gletschers, ons maar eens gelukkig gemaakt had... - Met een vlakte! Ge schijnt er erg op te staan. Maar waarom is het zoo'n voorwerp van uwe droombeelden? - Wel, een onafzienbare vlakte hier, dat zou iets ongewoons wezen. Men zou van verre komen, om die te bewonderen en wij zouden veel geld verdienen; want het is nu eenmaal het métier van ons, Zwitsers, om ons land te laten zien. De naïveteit van dien goeden man amuseerde mij een oogenblik; maar ik dacht er weer aan, toen ik een paar jaar later op een mooien avond te Leiden kwam. Daar, in Holland, dat nog platter is dan menige redevoering, hebben de menschen een ander gloeiend verlangen, in dergelijken geest als dat van de [Zwitsers] maar precies het omgekeerde: zij zouden wat bergen in hun land willen hebben. Het eenvoudigste middel, om de zaak te schikken, zou wezen, dat men alle Hollanders naar Zwitserland en alle Zwitsers naar Holland liet verhuizen. Maar neen; dan zou men nog altijd schreeuwers blijven vinden, want er is geen land ter wereld, of men ontmoet er menschen, die nooit van hun leven eens tevreden zijn. Die zucht om hoogten te beklimmen, is zoo diep bij de Hollanders ingeworteld, dat men, zoodra gij te Leiden afgestapt zijt, al dadelijk zegt: u gaat toch zeker de burcht eens zien? Ik ben dus ook naar de burcht gegaan. Verbeeldt u een paar karren grond in het midden van de stad geworpen, die een geduchte hoogte vormen, welke men langs een spiraalvormig pad, dat wel 42 pas lang is, bestijgt. Daar boven heeft men een heerlijk schouwspel op de omrin gende schoorsteenen, en men vindt er een soort ruine, die mij nog zeer nieuw toescheen. Men komt niet aan die burcht dan langs een loket, waar een kind van acht jaar vier stuivers vraagt. Vier stuivers! Dat kan een denkbeeld geven van de platitude van dit land; de menschen vertoonen daar een hoop zand voor geld! Parijs zal nog eens aan een zenuwtoeval sterven; Leiden sterft den dood der verveling. Niettegenstaande de pracht zijner gebouwen, die op een schoon verleden wijzen, lijdt het aan de kwaal van ontvolking, die tegenwoordig zooveel steden van Europa heeft aangestoken. De aanblik, dien Leiden geeft, is die van een rijke stad, welks inwoners hun geld ergens anders gaan verteren. Men ziet er slechts prachtige NOP MAAS

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1998 | | pagina 79