Maar het is opmerkelijk, om te zien, hoe de Hollanders met het water spelen, zoo als de Napolitanen in den omtrek van den Vesuvius met het vuur. Niets kan hunne kalmte verstoren en op vier pas van den afgrond slapen zij een slaap, die volstrekt niet door de nachtmerrie verstoord wordt, naar de frischheid van hun gelaatskleur af te leiden. Wat mij betreft, men moge mij nog zoo verzekeren, dat de mooie dijk met zorg gadegeslagen wordt, dag en nacht, ik kan een kleine huive ring niet bedwingen; een ongeluk is gauw gebeurd! Ik haastte mij thans, om Haarlem te bereiken. Mijn entree was niet opwekkend. Nauwelijks had ik een voetstap in de eerste straat de beste gezet, of ik ontmoette een begrafenis. Er was echter iets nieuws voor mij in die ontmoeting. De bidders, ten getale van vier, die den optocht openden, trokken een vergenoegd gezicht, zooals een koopman, die goede zaken heeft gedaan. De begrafenis was werkelijk dan ook van de eerste klasse. Wat den koetsier betreft, die lachte, ik weet niet om welke ongepaste bêtises, die hij zich zelf debiteerde. Dat heer had een pak aan, dat iets van den grooten hanssop zonder mouwen had, en een hoed met breede randen, in den geest van den sombrero der Spanjaarden. Een flinke hoed, dat moet ik zeggen; hoed in Spanje, waar hij voor parasol, nog beter in Holland, waar hij voor parapluie kan dienen. Maar hierom behoefden zij toch waarlijk niet te lachen en als de doode ten minste niet een gevaarlijk boosdoener was, zoodat het land dankbaar was, van hem ontslagen te worden, dan begrijp ik niet waarom die cynische creaturen zoo n schik hadden! Mijn grillige wandeling deed mij den oever van het Spaarne volgen, een rivier, welke door de stad kronkelt in allerlei bochten van eigen vinding, die in dat vlakke land door niets gewettigd worden. Het was marktdag. De grachten waren vol schuitjes, welke duizenden van die kaasjes van spherischen vorm ontlastten, welke men in Partijs 'Têtes de mort' noemt. Langs de kade zag men, zoover het oog reikte, slechts kaas in pyramides opgehoopt, zoo als men de kogels in de arsenalen stapelt. Ik trad een koffiehuis binnen. Dit was vol boeren en boerinnen, die er goed uitzagen en het blijkbaar best konden stellen; geen een had ei een blouse aan en daar zij allen bedekt waren met juweelen, aan de ooren, aan den das, de vingers - zou men hen eer voor juweliers dan voor kaaskoopers hebben aangezien. Ik heb er een gadegeslagen, die zeventien glaasjes anisette dronk, waarin hij nog suiker op den koop toe deed. Zijne kameraden NOP MAAS

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1998 | | pagina 83