In dit artikel richten we ons op een typisch negentiende-eeuwse lees-
inrichting: het Haarlemse Leesmuseum. Zoals zoveel steden bestonden in
Haarlem, vóórdat de Stadsbibliotheek in het begin van de twintigste eeuw
ging functioneren als openbare bibliotheek, diverse particuliere instellingen
waar mensen boeken konden lenen, of ter plekke konden lezen. Een daar
van was het Haarlemse Leesmuseum. Net als Utrecht, Leiden, Amsterdam,
Den Haag en vrijwel elke andere stad, kon Haarlem sedert 1861 bogen op
zo'n bibliotheek voor de betere standen. Maar, anders dan in andere ste
den, is het archief van het Haarlemse Leesmuseum uitzonderlijk rijk. Over
—94.— een reeks van tientallen jaren zijn namelijk de leenregisters bewaard geble
ven, waardoor we, althans voor de bovenlaag van de Haarlemse bevolking,
kunnen nagaan wie wat leende en, vermoedelijk, ook las. Omdat ook en
kele vrouwen lid waren van het Leesmuseum, maakt bestudering van de
leenregisters het mogelijk om te onderzoeken of er in óók in de negen
tiende eeuw verschillen bestonden tussen leesgewoonten van mannen en
vrouwen. In talloze brochures, toespraken en opvoedingsboekjes werd er
namelijk voortdurend op gehamerd dat de lectuur van vrouwen en meisjes
speciale aandacht behoefde. Dat maakt nieuwsgierig naar de praktijk. Wer
den alle voorschriften en waarschuwingen ter harte genomen, of bestond er
een spanning tussen het ideale leesgedrag en de realiteit?
Hieronder gaan we eerst kort in op de ideeën over wat vrouwen zouden
moeten lezen, daarna komen de oprichting en organisatie van het Haar
lemse Leesmuseum aan bod. De leners, de mannen en vrouwen die soms
korte tijd, soms gedurende tientallen jaren het ledenbestand vormden, zijn
het onderwerp van de vierde paragraaf, evenals hun lectuur. Ten slotte for
muleren we enige conclusies over de leescultuur van dit Haarlemse gezel
schap.
Speciale lectuur voor vrouwen?
'Veele Meisjens meenen heuren tijd niet beter te kunnen besteden, dan
met een Boek in de hand. Uit dien hoofde leezen zij alles, wat haar
voor de hand komt; gevolglijk ook zeer veel, waar door de goede
neigingen in haar hart verstikt en kwaade driften opgewekt worden, en
waar door ten minsten de genegenheid verflaauwt tot andere nuttige
bezigheden, zo voordeelig voor het ligchaam. Hoe menig eene heeft
zich door het leezen van een onnut en heilloos Boek beroofd van de
zuiverheid haars harte, van haare eere en onschuld! Hoe menig eene
heeft daar door verwaarloosd en vergeeten, het geen haar tot eene
blijmoedige gade en gelukkige Moeder had kunnen maken'.5)
Haerlem Jaarboek 1998