Dit is klare taal: het lezen werd beschouwd als een regelrecht gevaar voor het jonge meisje. Dit citaat is geen uitzondering. Marita Mathijsen heeft als eerste gewezen op de anti-leesbeweging in Nederland: in de negentiende eeuw waren de waarschuwingen tegen de verderfelijke invloed van het le zen niet van de lucht. Speciaal vrouwen liepen grote risico's.6) Volgens de gangbare medische theorieën waren juist zij bijzonder ontvankelijk voor gemoedsaandoeningen, die als ze te hevig werden, rampzalige gevolgen hadden voor gezondheid en levensgeluk. Boeken, verkeerde boeken, kon den bij uitstek deze emoties opwekken, vandaar dat ouders de taak hadden te waken over de lectuur van hun dochter en dat de man moest toezien op wat zijn vrouw las. Vooral romans waren verdacht. Ze prikkelden de fantasie overmatig, wakkerden de hartstocht aan en stimuleerden overspelige neigingen. Het cliché van de romanverslindende vrouw, die, geheel opgaand in de goed kope liefdesavontuurtjes van haar heldinnen, het huishouden verwaar loosde, haar gezondheid ondermijnde en man en kinderen van zich ver vreemdde, was uitermate populair. De ware bestemming van de vrouw was die van echtgenote en moeder, en alleen die lectuur was toegestaan die aan spoorde tot de typisch vrouwelijke deugden: zachtaardigheid, godsdienstig gevoel, bescheidenheid, opofferingsgezindheid en plichtsbetrachting. Naast de bijbel, prekenbundels en andere religieuze lectuur, kwamen al leen 'zedelijke' romans in aanmerking, waarin de vrouwelijke hoofdperso nen toonbeelden waren van deze hoogstaande karaktertrekken. Lectuur met een geleerd karakter werd eveneens schadelijk geacht voor de zwakke vrouwelijke psyche. Wetenschappelijke studies richtten zich op de ratio nele, analytische en creatieve geest, die bij uitstek kenmerk was van de man. Wetenschappelijk onderlegde vrouwen vergooiden hun kansen op de huwelijksmarkt, want, afgezien van het feit dat geen man zich de loef wilde laten afsteken door een geleerde vrouw, zou kennisverwerving ten koste gaan van het vrouwelijke, fijnbesnaarde gemoed.7) Deze opvattingen over de vrouwelijke leescultuur waren niet alleen in Nederland gangbaar, zij slo ten naadloos aan bij die in andere landen.8) De onthutsende en soms vermakelijke theorieën, zedelessen en pedago gische vermaningen onthullen niet wat vrouwen in de praktijk lazen. Hiel den zij zich wel zo braaf aan alle voorschriften over wat wel en wat niet op hun gemakkelijk beïnvloedbaar gemoed mocht inwerken? Hiermee stuiten we op een van de grote witte plekken in de geschiedenis van de leescultuur. Als we al weten wat iemand las, het blijft buitengewoon moeilijk om te achterhalen wat iemand vond van hetgeen hij of zij gelezen had. Anders dan veel negentiende-eeuwse zedeprekers dachten, is de menselijke geest nu eenmaal niet van zachte was gemaakt, waarin een gelezen tekst inte- BOUDIEN DE VRIES EN FEMKE VAN DER MEULEN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1998 | | pagina 95