Het Wilhelminapark
iioInleiding
In de vorige eeuw kampte Haarlem gedurende vele jaren met 'een gebrek
aan werk en ongenoegzame ontwikkeling van handel en nijverheid'.1'
Omstreeks 1870 kwam gaandeweg een verbetering in de werkgelegenheid
op gang door toenemende industriële ontwikkeling. Bestaande bedrijven
groeiden, zoals de aloude lettergieterij van de firma Enschedé aan het
Klokhuisplein, de rijtuigenfabriek van Beijnes aan het Stationsplein en de
werkplaats van de spoorwegen aan de Oudeweg. En er kwamen ook
nieuwe bedrijven in de stad. Dit trok veel mensen van buiten de stad aan,
waardoor het aantal inwoners van Haarlem in snel tempo toenam.
Tussen 1870 en 1900 groeide de bevolking van Haarlem van ca. 31.000 tot
ongeveer 65.000 mensen.
De kwaliteit van de woon- en leefomstandigheden in de oude stad
bleef echter achter. Hierdoor ontstond bij de groeiende groep van welge-
stelden de behoefte zich buiten, maar wel nabij de stad te vestigen zoals
bijvoorbeeld in Bloemendaal. Aangezien de gemeentekas in belangrijke
mate gevuld werd door de belastingpenningen van de gegoede burgerij,
spande de plaatselijke overheid zich in om aan de periferie van de stad
de ontwikkeling van aantrekkelijke woonplekken voor deze groep te
bevorderen. Zo ontstonden in Haarlem enige villaparken zoals het Frede-
rikspark (1862-1880), het Kenaupark (1867-1880) en het Florapark (1876-
1893). Iets later kwam ook het Wilhelminapark tot ontwikkeling (1898-
1905). Op een wat bescheidener niveau, waarbij wat minder sprake is van
het begrip villapark, kunnen ook het Ripperdapark (1870—1871), het Flora
plein (1876-1877) en het Bos- en Vaartkwartier (1900-1910) genoemd
worden.
De voorgeschiedenis van het Wilhelminapark
In de gemeenteraad van 6 december 1867 werd 'aan ene speciale com
missie opgedragen het ontwerpen van een algemeen plan van uitbreiding
KRIJN HAASNOOT