h
,r
üfi
i fó
..«ft:
- A
■~.A
1
Oom PieTtr Hep bedum-t! .;en hvegs voc iris henen,
En vorderde onvermoeid met zijne lange beeuctt,
Maar Mevrouw Lingeman, op 't loopen niet gebrand,
Vermoeid en uitgeput, zonk naast Verschuur in 'c zand.
-163-
Haar echtgenoot voelt ook zijn kracht op 't laatst bezwijken.
De wind belette een elk om voor zich uit te kijken,
En 't zand drong ons door oog
en oor en neusgat heen
EC 0en«Greiv e vroeg
„wie heeft voor mij een bril te leen
Want de arme jongeling zat vol met zand in de oogcn:
Enfin, wat ieder leed dat zal ik niet betogen,
Maar moê en afgemat en hijgend als een hond,
Was iedereen, toen men het rijtuig wedervond!
Drie ure sloeg de klok
toen wij te Pelzen kwamen.
En daar voor het buffet
een hartversterking namen:
Een ieder waschte zich,
en blij en weltevreê
Bespeurde men dat 't tijd was
voor 't besteld diner.
J:
fW
4
i'T r,,
A.G. VAN DER STEUR