Een gewone vereniging?
De oprichting van de Vereniging Haerlem en het Haarlemse
verenigingsleven in de negentiende en vroeg-twintigste eeuw
-ioo- Inleiding
Toen de Vereniging Haerlem in 1901 werd opgericht zagen de initiatief
nemers dit ongetwijfeld als een min of meer spontane activiteit. De
oprichting van Haerlem vloeide immers direct voort uit informeel over
leg, een gedachtenwisseling tussen een paar vooraanstaande Haarlem
mers, zoals elders in dit jaarboek wordt beschreven.1' Hoogstens konden
de oprichters voor inspiratie verwijzen naar vergelijkbare initiatieven
elders, zoals in Den Haag, Dordrecht en Amsterdam. Maar alleen al het
feit dat er omstreeks 1900 'overal' historische verenigingen werden opge
richt, doet vermoeden dat er meer aan de hand is. Bovendien was het ini
tiatief om een vereniging op te richten in die tijd nauwelijks uitzonderlijk
te noemen. Haarlem kende een onvoorstelbaar aantal verenigingen met
allerlei doelstellingen, al dan niet lokale branches van landelijke organi
saties, al dan niet op religieuze grondslag, van minuscule gezelschappen
met zo'n tien leden tot grote organisaties met honderden leden en een
eigen gebouw. Al deze verenigingen waren particulier, dat wil zeggen,
geen initiatief van de staat of de lokale overheid en met een lidmaatschap
op vrijwillige basis. In dit opzicht lijkt de Vereniging Haerlem naadloos
aan te sluiten bij het bloeiende verenigingsleven van die tijd. Toch is dat
niet helemaal waar. De Vereniging Haerlem past enerzijds heel goed in
het algemene patroon van het verenigingsleven in de laat-negentiende en
vroeg-twintigste eeuw, maar in sommige opzichten is zij ook een uitzon
dering op algemene tendensen. Deze twee kanten aan de oprichting van
Haerlem, zowel passend in de tijdgeest, maar daar óók een uitzondering
op vormend, zijn het onderwerp van dit artikel.
Het verenigingsleven zoals wij dat tegenwoordig kennen, ontstond
eind achttiende eeuw. Het was geen Haarlemse, noch Nederlandse ont
wikkeling, maar één die zich in heel Europa en Noord-Amerika voor
deed. In de volgende paragraaf schets ik de grote lijn van dit vereni
gingsleven en plaats de Vereniging Haerlem in deze traditie. De derde
paragraaf spitst zich toe op het verenigingsleven in Haarlem in het laat-
BOUDIEN DE VRIES