welke mensen belangrijk waren om te leren kennen en wat wel of niet
gespreksonderwerpen waren met collega's of cliëntèle. Doordat mensen
steeds minder hun leven lang bleven wonen in de plaats waar ze geboren
waren, nam de behoefte aan deze vorm van inburgering toe.
De derde functie van de verenigingen is misschien wel de belangrijk
ste geweest. Economisch gezien waren burgers eikaars concurrenten,
daarnaast waren er talloze potentiële conflicthaarden op politiek en reli
gieus gebied. De verenigingen zorgden ervoor dat deze conflicten
beheersbaar werden. Dit gebeurde onder andere door in de wetten expli
ciet elk politiek of religieus debat te verbieden. Althans, échte menings
verschillen mochten niet worden uitgevochten. Een beschaafd dispuut
over een stelling mocht wel. Een voorbeeld van dit beheersbaar houden
van discussies is bijvoorbeeld terug te zien in de doelstelling van de
Haarlemse Debating Society: 'mondelinge redetwist op parlementaire
wijze', dat was de bedoeling.8»
Binnen elke vereniging, ook die, welke niet primair gericht waren op
debatteren, waren democratische regels van kracht. Er moest respect zijn
voor verschillende opvattingen, iedereen moest in de gelegenheid worden
gesteld zijn mening te geven, maar de beslissingen werden door de meer
derheid genomen, waarbij de minderheid zich dan zonder mokken moest
neerleggen. Zo boden verenigingen een training in democratie. In de
praktijk vormden zij clubs van gelijkgestemden, die via het ballotagesys
teem ervoor zorgden dat alleen geschikte nieuwe leden werden toegela
ten. Het was een toevluchtsoord uit de harde buitenwereld van economi
sche competitie en politieke strijd.
Ook in een ander opzicht waren de verenigingen mogelijk een toe
vluchtsoord. In een recent boek heeft Carol Harrison erop gewezen dat
in de negentiende eeuw de privé-sfeer steeds meer werd gedomineerd
door vrouwen.9» De rol van de vrouw in het huisgezin en bij de emotio
nele opvoeding van de kinderen werd voortdurend belangrijker.
Weliswaar betekende dit een terugdringen van vrouwen uit de openbare
sfeer, maar in de privé-sfeer kregen zij, ondanks hun slechte juridische
positie, steeds meer informele macht. Mannen zagen hun vereniging, en
dan met name hun sociëteit, steeds meer als een mogelijkheid om aan de
huiselijke regels te ontsnappen. Op de club konden ze tenminste gewoon
naar hartelust sigaren roken, de krant lezen, een bittertje drinken en bil
jarten, en al dan niet een beschaafd politiek debat aangaan met mede-
clubgenoten. Want vanzelfsprekend gaat het bij de negentiende-eeuwse
verenigingen in overweldigende mate om activiteiten van mannelijke,
welgestelde burgers. Alleen op het gebied van de gezondheidszorg en
armenbezoek waren er wel enkele verenigingen van vrouwen. Gemengde
BOUDIEN DE VRIES