gingen is dat een ballotageprocedure niet tot de toelatingseisen van Haer
lem behoorde. Dit past ook in een wat nieuwere tendens binnen het ver
enigingsleven: verenigingen als Haerlem, op de bres voor het historisch
eifgoed, zagen dat als een algemeen belang dat 'iedereen' moest aanspre
ken. Uit een folder die in maart 1902 ruim werd verspreid om nieuwe
leden te werven, blijkt dit ook: 'zal eene zaak ter harte en ter hand wor
den genomen, waarin de meeste Haarlemmers belang kunnen stellen', en
even verderop: 'En daarom vragen wij allen, die in deze dezelfde mee
ningen zijn toegedaan en dezelfde inzichten wenschen te volgen als wij,
ons hun financieelen steun niet te onthouden'."» Iedereen die het lid
maatschapsgeld kon opbrengen was dus welkom. Jammer genoeg is niet
bekend onder welke bevolkingsgroepen de folder werd verspreid, dus wie
de vereniging voor ogen had als haar potentiële leden. De contributie van
Haerlem wierp in elk geval geen hoge drempel op: voor 2,50 per jaar
werd men lid, heel wat minder dan bijvoorbeeld de jaarlijkse bijdrage
voor Het Leesmuseum (f 10,-) of bijvoorbeeld de rederijkerskamer Trou
moet Blijclcen (j 35,-). Zelfs een wat minder chique gezelschap als
Sociëteit De Vereeniging vroeg altijd nog 16,-. De 5 cent per week voor
Haerlem was ook een heel gangbare contributie voor allerlei werkmans
verenigingen, dus kan men inderdaad stellen dat in principe iedereen lid
kon worden.12»
Er was niet alleen een oproep aan 'alle burgers van Haarlem' om de
De biljartzaal van Sociëteit "Vereeniging".
Haerlem Jaarboek 2000