activiteiten te ondersteunen, via gedrukte jaarverslagen was het functio
neren van de vereniging ook voor de buitenwereld te volgen. Zeker was
Haerlem een vereniging op vrijwillige basis: niet alleen was toetreding en
vertrek vrijwillig, er was evenmin sprake van bezoldigde bestuurders.
Alles overziend past de vereniging Haerlem qua samenstelling van het
bestuur en wijze van functioneren nog steeds heel goed in het negentien-
de-eeuwse patroon van verenigingen. Door het ontbreken van een ballo
tageprocedure en de geringe contributie was het echter veel gemakkelij
ker om als lid toegelaten te worden dan bij veel negentiende-eeuwse
organisaties. Helaas weten we alleen dat het aantal leden enkele jaren na
de oprichting gestegen was tot 155, tamelijk groot voor een organisatie als
deze, een klein groepje in vergelijking met de totale Haarlemse bevolking,
die kennelijk nog niet erg warm liep voor het stedelijk verleden. Wie deze
leden waren, welke groepen in de samenleving zich aangesproken voel
den door de doelstellingen van de Vereniging Haerlem, is helaas niet
bekend. Vermoedelijk zullen nieuwe leden in de beginjaren vaak een
zelfde burgerlijke achtergrond hebben gehad als de oprichters.
Een bloeiend verenigingsleven omstreeks 1900
De Kroniek van gebeurtenissen in Haarlem, afgedrukt in het Jaarboekje
voor de stad Haarlem vermeldt op 2 november 1901: 'De Vereeniging
Haerlem tot bevordering van de kennis van het heden en verleden van
Haarlem en Omstreken wordt opgericht'.*' De Jaarboekjes zijn een ware
goudmijn voor wie geïnteresseerd is in het Haarlemse verenigingsleven.
Omstreeks 1900 was het aantal verenigingen verbijsterend groot.
Letterlijk honderden worden er genoemd met hun doelstellingen, en
meestal wordt ook melding gemaakt van het ledental, de hoogte van de
contributie en de samenstelling van het bestuur. Voor de Vereniging
Haerlem is dat niet anders. Eveneens in 1901 werden zo'n 25 andere ver
enigingen opgericht, die meestal een wat korter leven beschoren waren
dan de nu honderdjarige historische vereniging. Om een paar voorbeel
den te noemen, in 1901 zagen ook het licht: de Haarlemse Dienstboden
vakvereniging Allen voor elkander, de Zondagschoolvereniging De
Zaaier, de Haarlemsche Schermbond, de Afdeling Haarlem van de
Nederlandsche Opperliedenbond en de Christelijke Geheelonthouders
Zangvereniging. De informatie van één enkel jaar, hoe interessant ook,
geeft echter weinig tendensen weer en die zijn wel te ontdekken in zowel
het patroon van het bestaande verenigingsleven zoals dat uit de Jaar
boekjes naar voren komt, alsook in de 'aanwas' van nieuwe verenigingen.
Ik heb de Jaarboekjes rondom de oprichting van Haerlem bekeken om
BOUDIEN DE VRIES