optrad. In de achttiende en tot halverwege de negentiende eeuw had men
alleen met grote nostalgie, ja zelfs met een zekere schaamte om de eco
nomische malaise en het gebrek aan daadkracht, teruggekeken op het
glorieuze verleden. Nu Nederland economisch weer ging meetellen keek
men met trots en fierheid terug op de Gouden Eeuw, die aan het begin
van een nieuwe eeuw wellicht geëvenaard zou worden. Grotere waarde
ring voor zeventiende-eeuwse schilders als Rembrandt en Frans Hals was
één van de tekenen van deze veranderende opvattingen. Het groeiende
historisch besef en daarmee samenhangende trots op het eigen stedelijke
verleden uitte zich in Haarlem bijvoorbeeld al tamelijk vroeg in de ont
hulling van het Costerstandbeeld en de uitbundige festiviteiten waarmee
deze gebeurtenis gevierd werd.^> In hetzelfde kader kreeg men meer oog
voor de monumenten die uit de Gouden Eeuw dateerden en het typische
stadsschoon in West-Nederlandse steden, waar grachten omzoomd door
fraaie gevels het stadsbeeld bepaalden. Of liever, zouden kunnen bepalen.
Want tegelijkertijd met de grotere aandacht voor de stenen erfenis van de
zeventiende eeuw drong ook het besef door dat zonder ingrijpen van
overheid of particulieren, veel monumenten gesloopt zouden worden.
Het was in de negentiende eeuw nog bepaald geen gemeengoed dat de
architectonische nalatenschap van Middeleeuwen en Gouden Eeuw
onaantastbaar was. Immers, in Haarlem had het stadsbestuur, overigens
net als elders, in het kader van de vooruitgang nogal wat gesloopt zonder
dat hiertegen veel protesten van de burgerbevolking waren gekomen.*»
De wallen en bolwerken raakten uit de tijd en kostten alleen maar geld,
dus weg ermee. De aangename wandeldreven op het Staten- en
Prinsenbolwerk die ervoor in de plaats kwamen, beschouwden de mees
te Haarlemmers als een enorme vooruitgang. De grachten veranderden
langzamerhand in open riolen, dus was dempen de aangewezen oplos
sing, waarmee de verkeersdoorstroming veel beter werd. Met dezelfde
voortvarendheid werden alle stadspoorten, behalve de Amsterdamse
Poort, gesloopt. Het verlies aan historische panden vond men geen hoge
prijs voor een betere toegankelijkheid van de stad. Verkrotte zeventien
de-eeuwse panden werden opgeruimd, om plaats te maken voor nieuw-
bouw.
En dan viel het in Nederland nog wel mee. Michiel Wagenaar heeft
recent uiteengezet waarom Nederlandse steden en met name Amsterdam,
ontsnapten aan grootscheepse stadsvernieuwingen a la Haussmann in
Parijs. Daar werd de hele binnenstad, met zijn overwegend middeleeuw
se woningvoorraad met de grond gelijkgemaakt om plaats te maken voor
het negentiende-eeuwse stratenplan van boulevards en lange zichtassen,
wat wij nu zo typisch voor de Franse hoofdstad vinden. In Nederland
BOUDIEN DE VRIES