Afbreken van de Kennemerpoort, 1866. Gekleurde tekening van W.J.
Boogaard, (coll. Kennemer Atlas)
enigen om te strijden voor het behoud van het culturele erfgoed. De his
torische verenigingen werden daardoor aangewezen gesprekspartners en
in de beginjaren vaak ook tegenstanders van de lokale overheid, die lang
niet altijd in eerste instantie koos voor het geldverslindende behoud van
oude panden.
Het lijkt erop dat de tijd rijp was voor dit type vereniging, zo rond
1900. Na het grote vooruitgangsoptimisme in de eerste fase van de moder
ne economische groei keek men eens om zich heen hoe fundamenteel
deze vooruitgang het stadsbeeld had veranderd. Zo werd het ook gefor
muleerd in de folder voor de ledenwerving van de Vereniging Haerlem
van 1902:
'[Haarlem] is lang bekend en beroemd geweest voor de oude en
fraaie gevels welke er, meer dan in andere steden van Holland, wer
den aangetroffen. Maar hier gelijk alom, verandert het uiterlijk aan
zien van straten, grachten, markten en pleinen met den dag. Wij
laten in het midden en onbesproken, of de eischen van het schoone
er bij winnen of verliezen.'26)
Het werd tijd voor bezinning. Monumentenzorg was nog steeds een van
de terreinen die werden overgelaten aan het particulier initiatief. Het was
ook vanzelfsprekend dat de burgerij, met haar lange verenigingstraditie
en culturele belangstelling hier het voortouw nam. Niet ondenkbaar is
BOUDIEN DE VRIES