dat een zekere stedelijke rivaliteit bij de oprichting van Haerlem een rol
speelde: de vereniging was ten slotte niet de eerste, en volgde na Den
Haag, Dordrecht en Amsterdam. Maar omdat er 'meer dan in andere ste
den van Holland' zoveel stadsschoon te behoeden was voor verval, was
het vrijwel onontkoombaar dat ook de Haarlemse burgers een soortgelij
ke vereniging oprichtten.
Zo is de Vereniging Haerlem deels een gewoon, deels een uitzonder
lijk initiatief te noemen. Qua vorm en bestuursstructuur was ze tamelijk
traditioneel, maar met een moderne, maatschappelijke doelstelling.
Anders dan de meeste verenigingen in die tijd een initiatief van gegoede
burgers en hoewel principieel voor 'iedereen', in de praktijk waarschijn
lijk in de beginjaren toch vooral leden rekruterend uit de gegoede en ook
kleine burgerij. Als manifestatie van een groeiend historisch besef en
daarmee samenhangend de zorg voor het behoud van het stedelijk erf
goed niet uniek, maar passend in een golf van vergelijkbare initiatieven
in andere steden. En het vervolg? In de stad zelf is de Vereniging
Haerlem een van de weinige organisaties die een honderdjarig bestaan
kan vieren. Daaruit blijkt dat het initiatief dat in november 1901 werd
genomen, levensvatbaar was en dat de Vereniging de afgelopen honderd
jaar een onmisbare rol heeft vervuld in de dialoog met de gemeente en op
tal van andere manieren. Maar de geschiedenis van de Vereniging
Haerlem in de vorige eeuw is een ander verhaal.
Noten
1. Zie het artikel van Ab van der Steur, elders in dit jaarboek.
2. Er zijn natuurlijk wel de nodige deelstudies. Ik noem er enkele: Bert Sliggers
(red.), De verborgen wereld van Democriet. Een kolderiek en dichtlievend
genootschap te Haarlem 1789-1869 (Haarlem 1995); W.W. Mijnhardt, Tot Heil
van 't Menschdom. Culturele genootschappen in Nederland, 1750-1815
(Amsterdam 1988), met name hoofdstuk VII over Teylers Stichting; W. van
den Berg, Henk Eijssens en Ton van Kalmthout (red.), Haarlemse kringen.
Vijftien verkenningen naar het literair-culturele leven in een negentiende-
eeuwse stad (Hilversum 1993); voorts bevat G.F. van der Ree-Scholtens e.a.
(red.), Deugd boven geweld. Een geschiedenis van Haarlem, 1245-1995
(Hilversum 1995) veel over allerlei verenigingen, maar de informatie is wat
verspreid geraakt, over de hoofdstukken 16,17,18, 22, 23 en 24.
3. In dit artikel wordt het woord 'burgerlijk' in neutrale betekenis gebruikt,
namelijk als bijvoeglijk naamwoord van burger of burgerij. Een burgerlijke
vereniging etc. is dus een vereniging van burgers.
4. Zie: W. van den Berg, 'Van horen zeggen. De orale traditie in de tweede
Haerlem Jaarboek 2000