voor Maatschappelijke belangen van den Ned. Pro. Bond, waar ik
met veel genoegen voor werkte. 1905 moest ik aftreden en werd 1906
weer herkozen als lid.
1907 moest ik aftreden als lid van het Afd. Bestuur van 'Storm', [niet
te achterhalen].
Haar broer Jhr. Frederik had samen met andere notabelen, waaronder
haar zwager Adriaan de Clercq, de vereniging Weldadigheid naar
Vermogen opgericht in 1888.16' Het doel van de vereniging was voorko-
—160— men, bestrijden en lenigen van de alom aanwezige armoede. Liefst wilde
men de oorzaak van de armoede wegnemen door bevordering van arbeid
en bemiddeling tussen 'arbeidgever en arbeidnemer'. Men wilde boven
dien af van de overal aanwezige en als stuitend beschouwde bedelarij
door het verlenen van geldelijke en materiële hulp. Uitdrukkelijk vermel
den de statuten dat de vereniging aan geen enkel kerkgenootschap
gebonden is. Deze waren namelijk sinds de Armenwet van 1854 verplicht
ieder hun eigen armen te ondersteunen. Toch hanteerde de vereniging
evenzeer strenge regels bij het verlenen van ondersteuning als de kerke
lijke diaconieën of het Stads armenbestuur dat als vangnet fungeerde en
'slechts bij volstrekte onvermijdelijkheid' steun gaf.v) De aanvragen moes
ten schriftelijk worden gedaan. In het voorportaal van het stadhuis en op
de binnenplaats van de stadsdoelen (thans stadsbibliotheek) stonden
daarvoor bussen. Voor het bijhouden van de administratie was er één
betaalde kracht in dienst. Deze kon op werkdagen tussen 9 en 12 uur ook
mondelinge verzoeken om steun in ontvangst nemen. In het algemeen
kon zo'n verzoek pas worden ingewilligd als de aanvrager tenminste een
jaar in Haarlem woonde. Sjoemelende aanvragers, dat wil zeggen zij die
inkomsten verzwegen, werden een jaar lang van hulp uitgesloten. Werd
iemand op bedelarij betrapt dan volgde onmiddellijke stopzetting van de
hulp. En had een aanvrager familieleden die konden en moesten bij
springen, dan zou de vereniging helpen 'om zijn recht tot onderstand te
doen gelden'. Door middel van contributies en het organiseren van inza
melingsacties, onder andere liefdadigheidsvoorstellingen, werden de
inkomsten verkregen.
De heren notabelen zaten in het bestuur en zorgden voor de financiën.
Maar ook hun dames deden actief mee. Directe controle op de cliënten
werd uitgeoefend door een 'commissie voor huisbezoek' gevormd uit vrij
willigers van 'beiderlei sekse'. Ieder jaar werden de leden van de com
missie opnieuw benoemd. Zij verbonden zich de armen geregeld te
bezoeken om zich 'door persoonlijke aanschouwing van hunnen toe
stand te vergewissen'. Tussen 1890 en 1905 bekleedde Henriëtte de func-
Haerlem Jaarboek 2000