Sport en Gymnastiek, Verpleging, Maatschappelijk werk, Versierende
kunsten en een Historische afdeling. De rubriekscommissies werden op
hun beurt weer voorzien van inzendingen en geld door lokale comité's.
Het Haarlemse comité had bijvoorbeeld van het gemeentebestuur gedaan
gekregen dat het schilderij van Kenau Simonsdr. Hasselaer de historische
afdeling mocht sieren. Verder werd de tentoonstelling gecombineerd met
congressen: over Onderwijs en vooral de (on)mogelijkheid te worden
opgeleid tot lerares; over Vakopleiding en Vakarbeid. Een congres van
Dienstboden werd helaas door slechts weinig dienstboden, maar wel
door vele mevrouwen bijgewoond. _i65
De leden van het Haarlemse comité moeten elkaar allemaal tevoren
gekend hebben.22' Ze waren uit ongeveer dezelfde kringen afkomstig. Op
één na - de verzekeringsagente Mary Fleischmann - hoefde geen van
hen door betaalde arbeid in haar levensonderhoud te voorzien.
Waarschijnlijk werd Henriëtte voorzitster omdat ze één van de ouderen
was. Er werd hard gewerkt in 1897-1898. Een voortdurende bron van zorg
vormden de financiën. Nog op 28 augustus, vlak voor de opening van de
tentoonstelling kwam het voltallige comité bijeen bij notaris Beets voor
de verloting van een ameublement om geld voor de tentoonstelling in te
zamelen.23' Dit waren behalve Henriëtte (1853-1938), Wilhelmina J.S.
Badon Ghijben-Huyzinga (1866-1910), Anna C. Philipse-de Kempenaer
(1851-1936), Levina de Clercq van Weel (1864-1943)24', Boudewien de
Graaff-van Capelle (1843-1921), jkvr. F.C. Rethaan Macaré (1872-1929),
Antonia A. Blok van Laer (1873-1926), Matthijza C. Wijt (1875-?),
Johanna H. Tideman (1863-1945), Marie I. Fleischmann (1853-1940),
Charlotte M.C. Galenkamp (1866-1915) en Petronella G.L. Bading-
Meyroos (1856-1900). Wat moet het een groots gevoel geweest zijn voor
dit dertiental, vooral voor de gehuwden onder hen, om zelfstandig voor
de notaris op te treden. Met het sluiten van het huwelijk werd de vrouw
immers direct onbekwaam om vermogenshandelingen te verrichten zon
der de handtekening van haar echtgenoot. Maar hier had geen van de
echtgenoten iets mee te maken, ze konden dus zélf naar de notaris. Met
Levine de Clercq van Weel werkte Henriëtte veel samen en ook na de
tentoonstelling bleef er een innige vriendschapsband.
Tot nu toe was het contact van Henriëtte met vrouwen uit de arbei
dende klasse het contact geweest van mevrouw met haar dienstbode(n),
van mevrouw als huisbezoekster bij de armen en misschien ook wel van
mevrouw die eens samen met haar man de pachters in de polders bezocht
en dan met de boerin wat praatte. Nu stelde ze voor om voor de rubrieks
commissie Bloemenvak een gezamenlijke inzending van zowel 'dames als
burgervrouwen' te organiseren.25' Tot de 'dames' behoorde zeker mejuf-
JET VAN VOORST VADER-DUYCKINCK SANDER