Maria Jochems-Cappelhof, geëcht en kreeg hij officieel de naam Monni kendam. Het jonge echtpaar ging in Amsterdam wonen. Waarom Juda op een gegeven ogenblik naar Haarlem verhuisde, is niet bekend. Wel dat hij na zijn verhuizing het pand Gedempte Raamgracht 7 zwart betrok, zich op 17 oktober 1900 als koopman liet inschrijven en in het jaar daarop een winkel begon. Vermoedelijk hebben meerdere over wegingen aan de verhuizing ten grondslag gelegen. Op de eerste plaats kwam Juda's vrouw uit Haarlem en had daar haar jeugd doorgebracht. Een andere reden kan zijn geweest dat Juda in Haarlem meer mogelijk heden zag om zijn artistieke vaardigheden ten toon te spreiden en aan de man te brengen. Een derde overweging kan zijn geweest dat Juda een niet-joodse vrouw had getrouwd. Hoewel dat meer voorkwam, lag en ligt dat nog steeds gevoelig in de joodse samenleving. Immers het joods zijn wordt via de moeder aan de kinderen doorgegeven. Misschien werd een niet-joodse echtgenote meer geaccepteerd als ze wat verder weg van de familie in Amsterdam woonde. Het experiment Haarlem Omdat het gezin niet kon leven van de wisselvallige inkomsten, die het beroep van feestarrangeur nou eenmaal met zich meebracht, begonnen Juda en zijn vrouw in 1901 op de begane grond van het pand Gedempte Raamgracht 7 onder de handelsnaam J. Monnikendam een groot- en detailhandel in feestartikelen en vuurwerk en werden er Sint- en Piet kostuums verhuurd. Specialiteit was de handel in en het verhuren van bruiloftsartikelen. Ook werden er van meet af aan ansichtkaarten van Haarlem verkocht. De winkel lag aan de straatkant en was bereikbaar via een portaal. De woonkamer, de keuken en het privaat lagen daarachter. De lokatie van de winkel bleek later een goede keus te zijn geweest, want in de jaren twintig werd in de directe omgeving van zijn huis twee maal per jaar kermis gehouden. En kermis betekent feest en bij feest horen feestartikelen. Juda was echter geen zakenman. Al gauw stond hij in Haarlem bekend als een echte feestneus. Zijn vrouw was gelukkig wel zakelijk en bekom merde zich om de winkel, terwijl manlief op bruiloften en partijen speel de, de boel aan de gang hield en 'zich suf kocht' aan allerlei nieuwe din gen die de mensen moesten vermaken. Van maskers tot toeters, van hoedjes tot serpentines, van waaiers tot fopartikelen, van carnavalspullen tot vuurwerk. Door zijn enthousiaste inkoopmethoden namen de voorra den toe en was de winkel al gauw te klein. Onder het motto als de nood het hoogst is, is de redding nabij' huurde hij dan hier dan daar ruimte en MARCEL A. BULTE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2000 | | pagina 195